longread

Hoe het bijbouwen van gevangenissen voor meer criminaliteit zorgt

Hoe het bijbouwen van gevangenissen voor meer criminaliteit zorgt

Al sinds de jaren 90 is er in België sprake van een aanhoudende overbevolking in de gevangenissen. Om dit op te lossen worden er steeds meer gevangenissen bijgebouwd. Ook de huidige regering heeft besloten om gevangenissen bij te bouwen en uit te breiden, met onder andere het nieuwe gevangeniscomplex in Haren. Lost dit echter wel iets op? Redactrice Mari ging op onderzoek.

Zo’n 10.000 mensen verblijven op dit moment in een Belgische gevangenis, dat is een op duizend inwoners van België, verspreid over de 34 gevangenissen die ons land telt. Een heel aantal dus. Toch weten we relatief weinig over deze mensen en de instellingen waarin ze zitten. Voor de meeste mensen is het gevangeniswezen een ver-van-mijn-bedshow. Ze kennen het uit films, series of boeken, maar komen zelden in aanraking met de realiteit. De mensen die er wel mee in aanraking komen hebben het vaak moeilijk om erover te communiceren omdat er een taboe op rust. Je gaat niet zomaar aan iedereen vertellen dat je echtgenoot of een naast familielid in de gevangenis zit, want “enkel criminelen komen in de gevangenis terecht.”

“Hoe komt het dat we steeds meer gevangenissen bijbouwen of uitbreiden, maar dat de overbevolking blijft aanhouden?”

Ondertussen blijft de overbevolking in de Belgische gevangenissen aanhouden. En dus beslist de regering nogmaals om gevangenissen bij te bouwen en uit te breiden. Het gevangeniscomplex in Haren moet met zijn 1190 plaatsen het grootste van ons land worden. Het lijkt een logische reactie: als er te weinig plaats is, moeten we extra plaats creëren. Dit doen we echter al sinds de jaren 90 en ondertussen is het duidelijk dat het niet werkt. Als we de cijfers van de federale overheid bekijken, zien we dat de capaciteit van de gevangenissen in België van 1997 tot 2014 gestegen is met 2.259 plaatsen. Toch is de overbevolking niet verminderd. Het tegendeel is waar. Het aantal gedetineerden is in diezelfde periode gestegen van 8.156 gedetineerden in 1997 tot 11.769 in 2014. Dat komt op 3.613 in totaal en dus meer dan het aantal bijgekomen plaatsen. Hoe komt het dat we steeds meer gevangenissen bijbouwen of uitbreiden, maar dat de overbevolking blijft aanhouden?

De gevangenis van Sint-Gillis

Alberto Vanacker zat drie keer in de gevangenis:

“De eerste keer ging het over relatief kleine feiten. Ik was jong en zot en kwam op het verkeerde spoor terecht. Ik was 20 jaar toen ik voor het eerst binnen moest. Toen ik vier jaar later buiten kwam had ik een echte haat ontwikkeld voor het systeem. Als jonge gast kon ik moeilijk omgaan met de vernederingen en het machtsmisbruik van de cipiers. In de gevangenis had ik contacten gelegd met een paar Engelsen. Ze waren ouder dan ik en ik keek naar hen op. Toen ik buiten kwam, ben ik een drugshandeltje begonnen met een paar van die Engelsen. Uiteindelijk is ook dat misgelopen en heb ik 9 maanden in Engeland vastgezeten.”

“Momenteel verblijf ik met drie anderen in een cel voor twee, iemand moet altijd op de grond slapen.”

Julian Verschelden is 21 jaar en zit voor de tweede keer vast in de gevangenis:

“Ze kwamen om 5u50 binnen met vier man om onze cel te controleren en ons te fouilleren. Het was naaktfouille, normaal gebeurt dat in een speciale ruimte, maar nu brachten ze ons naar de douches. Ze vonden niets en na een tijdje riep de cipier naar mij dat ik moest bukken. Normaal mogen alleen dokters of politiemensen dat vragen en ik ken mijn rechten dus zei ik dat ik niet wou. De cipier bleef maar roepen: ‘Bukken of cachot!’(het cachot is een isoleercel, nvdr). Uiteindelijk deed ik het toch maar, want ik had niks te verbergen en wou niet gestraft worden. Ik vroeg nog naar een handdoek, normaal hebben we recht op een propere handdoek om voor ons te houden als we ons moeten uitkleden. De cipier gooide mij een vuile handdoek uit de wasmand toe. Zo proberen ze ons vaak te vernederen. Soms is het hier echt mensonwaardig. Momenteel verblijf ik met drie anderen in een cel voor twee, iemand moet altijd op de grond slapen. Als we ernaar vragen zegt de cipier dat we al blij mogen zijn dat we een matras krijgen.”

Zowel Alberto als Julian zijn recidivisten: ze zijn schuldig aan herhaling van strafbare feiten en ze zijn lang geen uitzondering in België. Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) deed voor het eerst onderzoek naar recidive in België. Zij onderzochten alle personen die in 1995 een straf kregen opgelegd door justitie, 136.530 mensen in totaal, op nieuwe rechterlijke beslissingen. De recidive voor deze groep werd nagegaan tot november 2013. Over de gehele periode is meer dan de helft (57,6%) van deze groep minstens één keer opnieuw in aanraking gekomen met het gerecht. 70% van al die recidivisten heeft tussen 1995 en 2013 twee of meer nieuwe veroordelingen gekregen.

Het recidivenparcours

Hans Claus heeft al dertig jaar ervaring in het gevangeniswezen en is momenteel directeur in de gevangenis van Oudenaarde. Hij ziet het parcours dat de gedetineerden afleggen voor zijn ogen gebeuren. “Het gaat meestal zo,” vertelt hij, “een jonge kerel van 18 jaar loopt tegen de lamp met zijn drugshandeltje, wordt opgepakt en komt in de gevangenis terecht. Die eerste klap komt hard aan. Je ziet hem denken: hoe is het zo ver kunnen komen? Na een week of drie zie je ze rondlopen op de wandeling (twee keer per dag mogen de gevangenen even naar buiten op de koer, nvdr.) en contact leggen met de anderen. Je ziet dat hij zijn draai begint te vinden en zelfs begint te lachen.”

“Op het moment van zijn vrijheid zullen er alweer veel andere zaken zijn aandacht trekken en is de zin om geholpen te worden al lang voorbij”

“Tijdens deze periode is het cruciaal dat het inzicht dat hij in het begin had, gevoed blijft worden. Als hij in contact blijft met zijn familie en vrienden van buitenaf is de kans groter dat het inzicht blijft, maar je ziet dat dat moeilijk is. Na een paar maanden wordt hij overgeplaatst naar een andere inrichting aan de andere kant van het land. Dan zie je die familie en vrienden druppelsgewijs wegvallen. Hij wordt in de handen gedreven van zijn medegedetineerden.”

“Als het inzicht gebleven is en de jongen wil echt iets veranderen aan zijn situatie, kan hij een hulpvraag indienen bij een sociale organisatie die in de gevangenis aanwezig is, om bijvoorbeeld met een maatschappelijk werker te praten. Die hulpvraag zal echter met moeite beantwoord worden want er zijn weinig initiatieven en de wachtlijsten zijn lang. Op een bepaald moment zal de gevangenisstraf op zijn einde lopen en krijgt de gedetineerde de mogelijkheid om vrijgelaten te worden en zullen er eisen gesteld worden. Als hij dan akkoord gaat om een hulpverlening op te starten, zal hij daarmee moeten wachten tot hij vrij is. Op het moment van zijn vrijheid zullen er alweer veel andere zaken zijn aandacht trekken en is de zin om geholpen te worden al lang voorbij. Al snel komt hij terug op het verkeerde pad terecht. Dat is het parcours van de recidivisten.”

De gevangenis van Sint-Gillis

Het systeem is een motor die criminaliteit creëert

Tijdens de detentie verliezen de gedetineerden bijna alle contact met de buitenwereld. Zelfs al heeft de gevangene familie en vrienden die hem blijven steunen, het contact onderhouden is niet gemakkelijk. De gedetineerde heeft recht op meerdere telefoongesprekken per dag, maar het bellen is duur en in de gevangenis heb je weinig inkomsten. Ook de bezoekmogelijkheden zijn beperkt en omslachtig. De bezoeker kan maar op bepaalde uren komen, moet al zijn spullen afgeven en een halfuur afwachten in een zaaltje zonder enige bezigheid behalve het staren naar kale muren. Bovendien worden gedetineerden vaak overgeplaatst van gevangenis naar gevangenis en die niet altijd dicht zijn bij de woonplaats van de gedetineerde en zijn naasten.

“De enige contacten die de gedetineerde nog heeft zijn de medegedetineerden en de cipiers”

Het aanbod aan psychosociale hulp is zeer beperkt en kan er alleen maar komen als de gevangene zelf hulp aanvraagt, iets dat vaak als een nederlaag aanvoelt en dus zelden gebeurt. De enige contacten die de gedetineerde nog heeft zijn de medegedetineerden en de cipiers, die ze – zacht uitgedrukt – niet echt als hun vrienden beschouwen. De gevangene past zich aan aan het systeem waarin hij terecht is gekomen en wordt weinig aangezet tot zelfreflectie.

Het besef dat de gevangenisstraf zoals we die vandaag kennen misschien niet de beste oplossing is om criminaliteit te bestrijden is in de academische wereld al lang aanwezig. Het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving deed eerder al onderzoek naar het gevolg van detentie. Ze bekeken de strafbladen van mensen die even ernstige criminele feiten gepleegd hadden en verdeelden ze in twee groepen: de ene groep werd tot gevangenisstraf veroordeeld en een andere groep werd niet vervolgd wegens beleidsredenen of werd veroordeeld tot een taakstraf of een boete. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de gevangenisgestraften gemiddeld meer met justitie in aanraking komen voor nieuwe misdrijven dan de niet-gevangenisgestraften uit de controlegroep.

In vergelijking met anders-gestraften is de kans op criminaliteit na een gevangenisstraf dus hoger in plaats van lager. Hans Claus noemt het ‘een motor van criminaliteitscreatie’. Door nog meer gevangenissen bij te bouwen en steeds meer mensen op te sluiten creëren we alleen maar meer criminaliteit en meer gevangenen. Het is een vicieuze cirkel.

Hoe kunnen we die vicieuze cirkel doorbreken?

Hoe meer gevangenissen we bouwen, hoe meer gedetineerden we in die gevangenissen steken en hoe meer mensen zullen hervallen en opnieuw criminele feiten plegen. Is het dan wel nuttig om gevangenissen te blijven bijbouwen of is er misschien een andere oplossing?

“De periode van detentie zou zoveel mogelijk moeten inzetten op re-integratie in de maatschappij”

De meeste mensen zullen het erover eens zijn dat we gevangenissen niet zomaar kunnen afschaffen. Sommige mensen schenden nu eenmaal zo ons vertrouwen, dat we ze liever even niet meer vrij willen zien rondlopen. We willen in een veilige maatschappij leven en mensen die de veiligheid in het gedrang brengen moeten daarvoor gestraft worden. Bijna alle gevangenisgestraften komen echter na een tijdje terug in de maatschappij terecht. Dan willen we dat ze zich terug gaan integreren in de maatschappij, en liefst niet opnieuw onze samenleving in gevaar brengen. De periode van detentie zou dus zoveel mogelijk moeten inzetten op re-integratie in de maatschappij.

De gevangenis van Sint-Gillis

Cipiers moeten niet werken voor de gevangenis, maar voor de gevangenen

Philippe Kennis is onderzoeker aan de vakgroep Criminologie van de Vrije Universiteit Brussel en spendeerde veel tijd in verschillende Belgische gevangenissen. Hij ziet een van de problemen in het gedrag van de cipiers, waarmee hij bevestigt wat veel gedetineerden ook aangeven. “Er worden dikwijls cipiers aangeworven die eigenlijk niet gemotiveerd zijn om in de gevangenis te werken. Vaak zijn het mensen die elders ontslagen zijn en het dan maar als cipier proberen. Ze worden gedreven door instrumentele redenen zoals het loon en het statuut van een ambtenaar. Hun visie op detentie is vaak zeer conservatief en punitief, terwijl zij er eigenlijk zijn om de gedetineerden te ondersteunen.”

“De gedetineerden zijn er niet om de gevangenis overeind te houden, maar de gevangenissen zijn er om de gedetineerden overeind te houden.”

Volgens Kennis zou de job van cipiers geprofessionaliseerd moeten worden. “De diplomavoorwaarden zouden moeten verhogen, tenminste naar het niveau van hogeschool.” Momenteel volgen cipiers slechts een opleiding van een jaar, een half jaar theorie en een half jaar stage. “De opleiding tot cipier zou zeker moeten uitbreiden. Ook wanneer hun opleiding afgelopen is, moeten cipiers begeleid blijven worden in hun job en moeten ze vaker geëvalueerd worden. Er gebeuren nu al evaluaties op kleine schaal, maar niet zoals het zou moeten.”

Hans Claus wil de bewaarders – hij spreekt liever van bewaarders dan cipiers – vooral niet viseren. Hij vindt hen, net zoals de gedetineerden, slachtoffers van het systeem. “Het probleem bij sommige bewakers is dat ze werken voor de gevangenis in plaats van voor de gedetineerden, maar de gevangenis op zich heeft geen inhoud. De gedetineerden zijn er niet om de gevangenis overeind te houden, maar de gevangenissen zijn er om de gedetineerden overeind te houden. Veel bewaarders kunnen die switch niet maken en dus beantwoorden ze aan de verwachtingen die het systeem uitstraalt: het is hiërarchisch en controlerend. De bewaarders dragen een uniform en zien er militair uit, en uiteindelijk gaan ze zich daar ook naar gedragen. Er zou een mentaliteitsverandering moeten komen, maar dat is niet zo gemakkelijk, zeker niet in de grote mastodonten van gevangenissen die er vandaag zijn.”

Kleine detentiehuizen in plaats van grote mastodonten van gebouwen

Claus ziet een heilzame werking in detentiehuizen op kleinere schaal. “De schaal speelt een enorme rol. Ik was onlangs in het ziekenhuis en ik merkte op dat ziekenhuizen ook van die grote mastodonten van gebouwen zijn. Daar stel je ook vast dat er inzake communicatie heel veel misloopt en dat een patiënt eigenlijk maar een nummer is. Maar daar heb je tenminste nog een reden om iedereen samen te brengen, namelijk omdat die machines daar staan die heel duur zijn, en je kan er zo nu eenmaal geen honderd kopen. In de gevangenis zijn die dure machines er echter niet. Er is dus helemaal geen reden om al die mensen bij elkaar te brengen in dat bepaalde gebouw.”

“Voor zware criminelen heb je een ander soort gevangenis nodig dan voor gematigde criminelen.”

Claus richtte De Huizen op, een vzw die pleit voor kleinere detentiehuizen waar het contact tussen gedetineerden en bewaarders centraal staat. “Als je aan een ex-gedetineerde vraagt wat hem geholpen heeft tijdens zijn opsluiting, is het vaak iemand die hem is blijven steunen. Dat kan een familielid zijn, maar ook een medegedetineerde of zelfs een bewaarder. Gewoon iemand die er voor hen was en waar ze een goed gesprek mee konden hebben.”

De gevangenis van Sint-Gillis

Gevangenissen aangepast aan hun populatie

Gevangenisexpert Philippe Kennis wil vooral benadrukken dat gevangenissen gedifferentieerd moeten worden. “In mijn ideaalbeeld heb je verschillende detentiehuizen die aangepast worden aan hun populatie. Voor zware criminelen heb je een ander soort gevangenis nodig dan voor gematigde criminelen, met meer of minder veiligheidsmaatregelen.”

Strafdifferentiatie is ook een onderdeel van het project De Huizen. Samen met minister van Justitie, Koen Geens, worden momenteel proefprojecten opgestart. “We gaan beginnen met het opstarten van transitiehuizen voor mensen die het laatste jaar van hun straf uitzitten. Daar krijgen ze intensieve begeleiding en wordt alles ingezet voor re-integratie in de samenleving. Transitiehuizen zijn slechts een deeltje van het hele project, maar het is een eerste stap in de goede richting. We gaan proberen om zo groep per groep uit de gevangenis weg te halen en andere vormen van detentie te laten doormaken. Enkele steden zijn reeds vragende partij om kleine arresthuizen op te richten voor jonge delinquenten, zodat ze hen dicht bij huis kunnen houden en op die manier meer grip hebben op wat er met hen gebeurt.”

Criminaliteit is duur

We moeten werken naar verschillende types detentiehuizen op kleine schaal, waar de ontmoeting tussen de cipiers en de gedetineerden centraal staat, en waar de cipiers bovendien goed opgeleid en opgevolgd worden. Zo kunnen we hopelijk een onderbouwde visie op detentie ontwikkelen. Maar is dit allemaal wel betaalbaar?

“Het gevangeniswezen is een omvangrijk en moeilijk wendbaar apparaat, maar de eerste stappen naar een nieuwe vorm van detentie worden gezet”

“Het geld is er wel,” zegt Claus, “want ze kunnen het blijkbaar wel gebruiken om gigantische gevangenissen bij te bouwen. Men zou het geld beter investeren in andere vormen van detentie, waarvan we weten dat ze voor minder recidive zouden zorgen, en meer mensen terug op het juiste pad zouden krijgen. Dat zou de maatschappij veel geld uitsparen, want criminaliteit is zeer duur: advocaten, gevangenissen, politiemensen, slachtoffervergoedingen, enzovoort. Gedetineerden zijn echter geen makkelijke doelgroep om geld voor vrij te krijgen. Als men het al moeilijk heeft om rond te komen met de rekeningen zal men niet meteen zeggen: ‘Laten we nog een tandje bijsteken voor de gedetineerden’.”

Het gevangeniswezen is een omvangrijk en moeilijk wendbaar apparaat, maar de eerste stappen naar een nieuwe vorm van detentie worden gezet. “Je merkt dat er stilletjes aan een mentaliteitsverandering aan de gang is,” merkt Claus op. Hij ziet de toekomst redelijk rooskleurig in. “Zolang de huidige minister aan de macht blijft zal deze beweging zich verder zetten.”

Dit leerde ik uit mijn onderzoek

Tot enkele maanden geleden was het gevangeniswezen een ver-van-mijn-bedshow. Het was iets waar ik gewoonweg nooit mee in aanraking kwam. Ik ging ik er altijd van uit dat de gevangenissen in België, ‘een ontwikkeld land als het onze’, wel in orde zouden zijn. Tot ik iemand leerde kennen die een tijdje had doorgebracht in een van die gevangenissen. Een jongen die niet overkwam als een gevaar voor – maar eerder als een slachtoffer van – de maatschappij. Een jonge gast die in het verkeerde milieu terechtkwam en een misstap beging. Hij wilde niets liever dan een tweede kans, maar zijn verblijf in de gevangenis zorgde ervoor dat er niet veel nieuwe kansen kwamen. Hij vertelde verhalen over corrupte cipiers en het schrijnende plaatsgebrek in de gevangenis. Wat mij vooral verbijsterde was het gebrek aan psychosociale bijstand: de meeste gedetineerden komen pas in contact met een psycholoog of sociaal werker als ze bijna terug naar buiten mogen.

Gevangenisstraffen dienen een doel, maar we mogen niet vergeten dat wie gestraft is na een tijdje ook terug in de maatschappij terechtkomt. Liefst als een beter mens. Toch is re-integratie niet altijd de prioriteit. Ik sprak met verschillende (ex-)gedetineerden en merkte al gauw dat de gevangenis voor velen een leerschool voor criminaliteit was in plaats van een leerschool voor re-integratie. Meer dan de helft van de Belgische gevangenisgestraften hervallen en komen na een vaak korte periode terug in aanraking met het gerecht. Exact de helft van die recidivisten hervalt al na 2 jaar. Gelukkig worden er, traag maar zeker, stappen gezet om het systeem te hervormen. Ingrijpende verandering in het systeem zou voor minder recidive en dus minder criminaliteit zorgen, wat de hele maatschappij veel geld zou uitsparen en, wat belangrijker is, voor meer veiligheid zorgt. Tijd om het gevangeniswezen eens op een andere manier te bekijken.

Foto’s: Mari Goossen
Illustraties: Jeroen Willems
Lees ook: Hans Claus gelooft in mensen voor wie alle hoop verloren lijkt

Schrijf je reactie

Met haar thuisbasis in Gent, school in Brussel en stage in Antwerpen is Mari altijd wel onderweg. Terwijl ze op de trein zit leest ze boeken of staart ze naar mensen. Als ze in een dipje zit luistert ze naar Work van Rihanna en kan ze er weer tegenaan. Verder houdt ze van een mooie zonsondergang, de geur van baby’s en een goed glas wijn op terras met vriendinnen.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen