Er staat een lange rij bij de bakkerij. Wachten, het ligt me niet, ik denk altijd dat mijn haast interessanter is dan die van een ander. Ik luister hoe een man een roggebrood bestelt, of nee, doe toch maar een wit boerenbroodje. Er vallen muntjes, ze rollen over de vloer. Intussen glijdt de warmte langs mijn blote benen naar binnen. Zuchtend draai ik me om. Buiten hebben de populieren gesneeuwd, witte vlokken waaien door de straat. Het is een bijzonder beeld, waardoor het even duurt voor ik ze zie staan, aan de overkant, achter een gordijn van neervallend dons, een jongen en een meisje. Ze zoenen zich aan elkaar vast. Ze willen in elkaar verdwijnen. Het is de enige manier om te ontkomen aan dat vermoeiende verlangen. Ze zijn vergeten welke dag het is, op welke planeet ze zijn geboren. Ze kussen omdat ze al het andere op korte tijd zijn verleerd. Hun geheugen reikt niet verder dan de lippen van de ander.
“Ik heb ook gezoend met meisjes, maar die smaakten zo gezond.”
Ik word er een beetje wee van. Zonder dat ik het kan helpen trekken de kusscènes uit mijn eigen leven aan me voorbij. Ik heb me opvallend vaak aan de klassiekers gehouden. De achterste rij in een verduisterde bioscoopzaal, het perron tot het zuchtend sluiten van de treindeuren. Maar ik heb ook gezondigd. Ik heb mijn lippen op die van de jongen naast me in het auditorium gedrukt net voor we onze examens mochten omdraaien, waardoor hij me lieflijk liet meekijken op zijn blad en ik slaagde voor een vak waar ik niet eens de titel van kon spellen.
Huilend zoenen smaakte lekker, leerde ik, maar je hart kromp er wel van in elkaar. Ik heb uren liggen zoenen met mijn polsen, om te oefenen. Ik heb ook gezoend met meisjes, maar die smaakten zo gezond. Ik heb altijd mijn veto gesteld tegen zoenen in de regen, want wat de films je ook willen wijsmaken, het is zwaar een overroepen concept. In alle andere weersomstandigheden stond ik wel klaar, met getuite lippen en veel zin. Ik heb kramp in mijn kaken gehad van te lang zoenen. Ik heb gezoend met de juiste en net iets vaker met de verkeerde. Ik heb in het geheim staan kussen en ook in het licht van een straatlantaarn, maar nooit voor een volle kerk, want daar zou ik rode kaken van krijgen.
De jongen en het meisje blijven doorgaan, met een steeds grotere heftigheid wrijven hun gezichten tegen elkaar. Ik herinner me ineens dat ik tegen mijn eerste liefje zei, vast met een irritante stelligheid: zoenen, dat gaan we niet doen, want iedereen doet het al. Ik had een plan: we zouden onze liefde in een eigen lichaamstaal vertalen. Elkaars oorlellen strelen, onze tenen in elkaar haken, onze navelputjes op elkaar leggen, maar voor we het beseften waren we toch weer aan het zoenen. Wie verliefd is, neemt gewoon de kortste weg naar elkaar.
“Je ziet overal kinderen, in alle maten en modellen, maar sporen van hun oorsprong, van verliefdheid, die zie je bijna nooit.”
Het meisje staat op de toppen van haar tenen. Ik weet wat ze doorstaat. Het is de prijs die je betaalt als je voor grote mannen valt. Om hen heen gaan mensen door met dingen die nu eenmaal moeten gebeuren: onderweg zijn, etalages bekijken, kinderwagens voortduwen. Er komt een groep scoutskinderen aan. Ze hebben hoge stemmen en balanceren op het randje van het voetpad. Als ze het kussende paar kruisen vallen ze een paar tellen stil. Van stille bewondering glijden hun ogen omhoog. Ik begrijp het wel. Kussende mensen treffen, dat lukt je niet elke dag. Je ziet overal kinderen, in alle maten en modellen, maar sporen van hun oorsprong, van verliefdheid, die zie je bijna nooit. Per kind op straat, zou je toch op z’n minst één verliefd stel mogen verwachten. Ik vind rekenen met gedachten altijd moeilijk, maar zou dit kunnen betekenen dat we in een levenstijd echt maar heel kort krankzinnig liefhebben?
Ineens ben ik aan de beurt. Tussen mij en de bakkerin is een lange lege ruimte ontstaan. Ik excuseer me voor mijn afwezige toestand, zet een paar stappen naar voor en bestel een bruine blok gesneden. Weer kijk ik achterom. Ik heb eigenlijk helemaal geen zin in brood. Ik wil wat zij hebben. Iets dat zonder woorden belooft dat het nooit zal overgaan.
Of weet je wat? Doe toch maar een suikerbrood.
3 reacties
Wat heerlijke taal heb jij Lara. Het is bijna een lichamelijk genot om teksten van je te lezen.
Mooi!
Mmm… Heerlijke ode aan zoenen doet je wegdromen. Dankje Lara! ?