Thomas Smolders (25) is een digital native die van sociale media zijn beroep heeft gemaakt. Hij volgt nieuwe technologische ontwikkelingen op de voet en is dan ook verbaasd wanneer hij merkt dat vele mensen niet mee zijn met de digitale revolutie. In zijn boek ‘Achter onze schermen’ waarschuwt hij voor de breuklijn die steeds dieper wordt. Hier vertelt hij waarom iedereen mee zou moeten zijn met onze brave new world, van je kleine zusje met haar eigen Youtubekanaal tot je oom die niet weet hoe online banking werkt.
Tussen 2008 en 2014 had Google een unieke tool die Flu Trends heette. Aan de hand van zoekopdrachten kon men – zo beweerde het bedrijf – voorspellen wanneer de griep zou uitbreken. Mensen gaan bij ‘t minste kuchje namelijk googelen wat ze tegen hun loopneus kunnen doen en waarom ze zo hoesten, waardoor Google al weken op voorhand weet wanneer een epidemie zal heersen. Het platform werkte uiteindelijk niet honderd procent zoals verhoopt, maar er zat wel een grond van waarheid in.
Het was een van de eerste dingen die in me opkwam toen ik twee jaar geleden mijn smartwatch uit het doosje haalde en rond m’n pols sloeg. Geen idee waarom ik het ding gekocht had, maar ik ben een sucker voor digitale prullaria met schermen waar je zo’n doorzichtige klever van moet afpellen. Zoals mijn horloge, dat onder andere de notificaties van mijn smartphone kan tonen. Superhandig en life-changing, zo werd me in advertenties verteld. Het ding kan ook van alles meten – van mijn hartslag tot het aantal stappen dat ik dagelijks zet. Mijn horloge is op zich een vrij simpel model, maar toekomstige generaties worden misschien geavanceerder. Wat als dit ding ook m’n bloedwaarden kan meten? Mijn suikerspiegel? Mijn weerstand tegen bepaalde ziektes?
Twee interessante innovaties – de hopen data van Google en mijn eigen persoonlijke meetresultaten – die zich los van elkaar hadden ontwikkeld. Wat als je die twee gaat koppelen? Op die manier zou je kunnen voorspellen wanneer je ziek wordt en – nog belangrijker – vooraf al een medicijn kunnen nemen om dat te voorkomen. Op zich een mooie evolutie, toch? Een ideaal vertrekpunt voor een startup die zichzelf op de borst zal kunnen kloppen door te beweren dat ze “de wereld een mooiere plek maakt door ziektes voor altijd uit te roeien”. Een missie die helaas niet van toepassing is op zij die het geld niet hebben om zo’n smartwatch te kopen, of die niet weten hoe je de waarden op zo’n toestel moet aflezen. Of die de kennis en kunde niet hebben om de huisarts voor een afspraak te mailen. Of… Soit, je begrijpt het vast.
“Hoe ziet iemand eruit die niet aan online banking kan doen of niet weet hoe hij een mail moet opstellen?”
In zo’n scenario kom je in een bizarre situatie terecht: mensen die zo’n smartwatch hebben of ermee kunnen werken, gaan minder snel ziek worden dan anderen. Een kloof ontstaat en wordt alleen maar groter.
Deze kleine anekdote is maar een van de vele voorbeelden die ik de voorbije maanden tegenkwam toen ik aan mijn boek ‘Achter onze schermen – Overleven in een digitale wereld’ werkte. In elke sector waarbinnen ik de impact van technologie onderzocht – van scholen tot de arbeidsvloer – kwam ik hetzelfde scenario tegen en steeds was de conclusie dezelfde: mensen die nu al goed met technologie om kunnen gaan worden er alleen maar beter op, maar de kloof met ‘de anderen’ groeit. Het Matteüseffect heet dat – heb ik ook pas later ontdekt – en concreet betekent het dat zij die al veel hebben, meer krijgen, en zij die niet hebben, ontnomen wordt wat ze verdienen.
In tegenstelling tot sommige andere breuklijnen in de maatschappij – die tussen rijk en arm, bijvoorbeeld – is de digitale kloof veel subtieler aanwezig. Hoe ziet iemand eruit die niet aan online banking kan doen of niet weet hoe hij een mail moet opstellen? Geen bizarre vraag, als je weet dat een op de vijf Belgen daar niet eens in slaagt.
Nog steeds heeft 18% van de Belgische gezinnen geen computer of internetverbinding. Zij die er wel een hebben gebruiken die niet altijd zoals de anderen: 55% van de Belgen doet aan online shopping, 52% heeft ‘van het internet gebruik gemaakt voor zijn betrekkingen met overheidsinstanties’ – 48% dus niet. Zowat de helft van alle burgers vindt dus zijn of haar weg niet naar de site van de stad, gemeente of federale overheid.
“Een belangrijke constante bij zij die niet met technologie overweg kunnen, is dat ze er de nood of het nut vaak niet van inzien.”
Waar komt die kloof vandaan? Geld speelt een rol, maar is niet de enige oorzaak. Met een duurdere smartphone kun je tegenwoordig vaak niet meer dan met een goedkoper model. Ook leeftijd is een voor de hand liggende factor die niet per se alles verklaart. Oudere mensen zijn namelijk vaak de eerste om nieuwe technologieën uit te proberen als ze merken dat die hun leven beter maken. Een elektrische fiets, bijvoorbeeld, die extra steun geeft bij het beklimmen van een helling of bij tegenwind. Hetzelfde zie je bij domotica, technologie voor binnenshuis, die vaak specifiek op ouderen mikt. Het opleidingsniveau is ook een factor die meespeelt, maar zelfs die is lang niet altijd doorslaggevend voor hoe goed men met technologie kan of wil kunnen omgaan. Kijk maar naar Yves Leterme, nochtans een man met meerdere diploma’s, die vaker dan nodig zijn persoonlijke berichten openlijk de digitale ether in slingerde.
Een belangrijke constante bij zij die niet met technologie overweg (willen) kunnen, is dat ze er de nood of het nut vaak niet van inzien. Meer zelfs: in sommige gevallen zijn ze er zelfs ronduit bang voor – met dank aan de berichtgeving over banen die verloren gaan en gegevens die gestolen kunnen worden.
“Technologie maakt de wereld wel degelijk een pak beter en efficiënter dan ze nu is.”
Hoewel hierboven misschien een doemscenario geschetst wordt, is het toch belangrijk dat iedereen met technologie leert omgaan. Hoe valt die kloof dan te overbruggen én kunnen we tegelijk vermijden dat we op een ramp afstevenen? Een vraag waar ik al lang mee worstel, en die er door het schrijven van mijn boek niet eenvoudiger op is geworden. Als ik de afgelopen maanden één iets geleerd heb, dan is het wel dat er niet één maar meerdere oplossingen zijn.
Zo is het belangrijk dat we het debat over technologie niet in extremen voeren. Tot zo’n doemscenario als hierboven zal het nooit komen – tenzij we blind meegaan in het techno-optimisme van sommige experts en politici die op een trip naar Silicon Valley het licht gezien hebben. Anderzijds mogen we ook niet alleen luisteren naar internetsceptici als Evgeny Morozov, want technologie maakt de wereld wel degelijk een pak beter en efficiënter dan ze nu is. De waarheid is, zoals wel vaker, een tikkeltje genuanceerder dan beide kampen beweren.
“We moeten de persoonlijke meerwaarde van we technologie meer gaan benadrukken.”
Daarnaast moeten we, wanneer we het over technologie hebben, de persoonlijke meerwaarde ervan meer gaan benadrukken. Geen obscure mission statements meer, maar concrete toepassingen die het leven van gebruikers verbeteren in de kijker plaatsen. Zo beweert Google dat het ‘alle kennis en informatie van de wereld wil verzamelen en organiseren’ en Uber dat ze ‘mensen wil geven wat ze willen, wanneer ze het willen’, wat zeer benauwend of vaag kan overkomen. Veel handiger is om gewoon te zeggen wat je doet – grootouders laten facetimen met hun kinderen, voor betaalbaar vervoer zorgen naar plekken waar De Lijn niet meer komt, een interactieve wereldkaart maken…
We moeten mensen helpen die vragen te stellen – en zelf alles in vraag stellen en niet klakkeloos meegaan in de optimistische (of pessimistische) verhalen die ons worden voorgeschoteld. Alleen zo kunnen we naar een wereld waarin technologie iedereen kan helpen bij de dingen waarmee we moeite hebben, zonder dat het de overmacht neemt.
Schrijf je reactie