Voorpublicatie

“Voor mijn moeder leek het alsof veel Vlamingen een hondenleven leiden”

Wanneer je geplet wordt tussen twee culturen

“Voor mijn moeder leek het alsof veel Vlamingen een hondenleven leiden”

Jamila Channouf is een sandwichkind. Met Marokkaanse ouders en Vlaamse vrienden voelde ze zich lange tijd geplet tussen de twee culturen. Als bezielster van de Gentse Lente liet ze eerder al het woord ‘allochtoon’ schrappen uit de officiële woordenlijst van Gent, en heeft nu haar eigen ervaringen neergepend in het boek Sandwichkinderen. Vertrekkend van haar jeugd in Borgerhout vertelt ze met veel humor en engagement een doorleefd en kleurrijk verhaal over halal en haram, McDonald’s-sletten en seuten en daten met Marokkaanse en Belgische mannen. Hier kan je een voorpublicatie uit het boek lezen.

Een ijzeren vogel onttrok mij aan het geluid van waakhonden in het Rifgebergte in het noorden van Marokko, om me naar een bestemming te brengen waar het geblaf vervangen was door loeiende sirenes. Knettergek werd ik van dit geluid te midden van de stadsdrukte van Borgerhout.

In de buurt waar mijn ouders eind jaren 1970 aankwamen, ontfermde zuster Benedicta zich over de gastarbeiders. Zij troostte mijn moeder toen de diagnose viel dat ik aan tuberculose leed, een migrantenziekte. Mijn moeder moest haar pasgeboren baby afgeven, ik werd in quarantaine geplaatst in het Middelheimziekenhuis. Later vertelde mijn moeder me dat ze achteraf dankbaar was dat het zo gelopen is. In het ziekenhuis had ze immers veel sociaal contact met de talrijke verpleegsters die zich over haar dochtertje Jamila ontfermden. Uit deze contacten groeide een diep respect voor de zorgsector.

Zuster Benedicta kwam bijna dagelijks langs om mij te bezoeken. Moeder droeg haar al snel in haar hart, ze beschouwde haar als een vriendin. Omgekeerd bleef zuster Benedicta in katholieke termen benadrukken dat zij als Antwerpse christene niet alleen gaf aan ons, haar broeders en zusters, maar dat wij van onze kant haar dagelijks herinnerden aan ietwat vergeten waarden. Waarden zoals een vanzelfsprekend en rotsvast geloof, gastvrijheid, familiegevoel en onvoorwaardelijke liefde voor kinderen. Deugden die volgens haar in de westerse maatschappij in de verdrukking raakten. Waarschijnlijk leed ze aan een traumatische nasleep van de jaren 1960. Ze had geen goede herinneringen aan de periode waarin free love, drugs en rock-’n-roll de bovenhand kregen op religie.

“Alleen al om de stilte tot de mijne te maken wilde ik non worden.”

Wanneer zuster Benedicta passeerde om een zoveelste lading kinderkleren te deponeren, leerde mijn moeder al heel vlug dankbaar voor en fier op haar nieuw land te zijn. Zo kon ze haar met heimwee en melancholie gevulde rugzak even opzijzetten, naast de nieuw ontvangen bezittingen.

Zo baande religie zich in mijn kindertijd stapje voor stapje een weg in mijn leven. Alleen al om de stilte tot de mijne te maken wilde ik non worden. Wel eentje die lippenstift zou mogen aanbrengen en die even goed patchworkdekens kon breien als de lieve, kleine, dikke zuster Benedicta. Het was mijn kinderambitie om voor eenzelfde immense open haard als zij in dat klooster, te breien voor andere kinderen. Het mooie klooster waarin de zuster leefde, maakte een enorme indruk op mij, zeker de stilte die je er aantrof binnen de vier niet-beschimmelde muren.

De congregatie van zuster Benedicta had speciale aandacht voor de minder bevoorrechten in de maatschappij, een regel gebaseerd op die van de heilige Franciscus van Assisi. In de korte levensperiode die ons samen gegund was, zag ik mijn vader hetzelfde nastreven, maar dan gebaseerd op islamitische tradities. In mijn kinderlijke naïviteit wilde ik hetzelfde bereiken als hen beiden.

Het hol van de leeuw

De eerste buurtmoskee bevond zich aan een pleintje waar ook de eerste Marokkaanse bakker en slager zich vestigden. De oudere generatie mannen bezocht de moskee. De jongste generatie mannen vertoefde op het pleintje. Kinderen, ook ik, gingen brood en koriander of munt kopen, zonder al te veel omwegen te maken. Maar vlees mochten we nooit gaan kopen, want daarvoor moest je een kenner zijn. Er zou maar eens iets mis moeten lopen met het avondmaal van zo’n groot gezin als dat waarin ik ben opgegroeid. Dat honger sommige mensen tot agressie aanzet, is een universeel verschijnsel.

In eerste instantie leerde ik van mijn moeder dat moslims in het centrum van Borgerhout recht hadden op de aanwezigheid van een gebedsplaats annex gemeenschapsruimte. Het beeld dat ik ervan overhield, is dat van een plek met vochtige muren en een schreeuwerige kakofonie door de keuze van het tapijt en de tegels. Maar ook dat ze veel drukker bezocht werd dan de kerk die leegstond naast het klooster.

Pas toen ik met vrienden thuiskwam, werd mijn moeder meer geconfronteerd met andere culturen dan de Marokkaanse. Wie waren de Belgen in mijn moeders ogen? Waren het die met hun gekleurde regenboogvlaggen die mei 68 met glans overleefden en Afrikaanse dansende konten als emancipatorisch beschouwden? Waren het de verplegers die liefdevol met mij omgingen? De mensen van Pax Christi die haar bijstonden in haar gevecht om met behulp van javel de schimmels op de muren van haar woning weg te krijgen? De lieve overburen Maria en Jean naar wie ze elke dag zwaaide? De homo’s met pluimen die dansend de straten veroverden om meer rechten te bekomen? Soms verwarde ze dat met carnaval.

Uiteraard kon zij dit complexe wereldbeeld niet vatten. Ze had nog maar net ontdekt dat javel goedkoper was in België, na een gesprek met een tante uit Nederland en een andere uit Frankrijk. Tijdens een van de vele andere prijsonderzoeken brachten ze samen een bezoekje aan de pas geopende Zeeman in onze buurt. Nu kon mijn tante mijn moeder niet meer jaloers maken op de exclusieve winkel die alleen zij had in Nederland. Dit waren de belangrijke zaken. Wat wist mijn moeder af van het bestaan van bijvoorbeeld niet-hetero’s?

Ze leek zich toen oprecht te bekommeren over de zwakke Vlaamse minderheid tussen de meerderheid. Senioren zag ze soms afgezet worden in een rusthuis, en kinderen massaal in crèches. Het leek haar dat ze een hondenleven hadden. Net als de aangeschoten veertigers die Carapils dronken op de hoek van de straat.

“We kregen twee categorieën mee als een kompas voor het leven: halal mag en haram mag niet.”

Moeder zocht aarzelend naar normen in onze nieuwe samenleving. Ze hanteerde daarvoor slechts twee categorieën: halal en haram. Wij, haar kinderen, kregen deze woorden mee als richtlijn en als een kompas voor het leven: halal mag en haram mag niet. Maar waarom was iets halal of haram? De eerste bij wie ik antwoorden op dergelijke vragen probeerde te vinden, was mijn moeder. Al heel snel besefte ik dat ik bij haar geen antwoorden zou vinden. Het enige dat mijn moeder met zekerheid wist, was dat de Koran in het Arabisch geschreven was en dat zij Riffijns sprak, maar het niet kon lezen of schrijven. En dat ze uit Ouled Meriam kwam en voor alle administratie in Ain Zohra moest zijn. Ze wist ook nog dat mannen soms met meerdere vrouwen door het leven konden gaan. Dat leek haar geen goed idee en ze was dankbaar dat haar vader dat niet gedaan heeft. Ze had in haar familie immers al meegemaakt hoe de bijvrouwen soms met elkaar in de clinch gingen.

Wanneer ze ons naar school bracht, zag ze onderweg hoe in café De Vlaamse Leeuw sommige ‘wijven’ functioneerden als wijkmatrassen tijdens braspartijen die tot ’s middags uitliepen. Meestal weerklonken daar songs als ‘Boys Boys Boys’ van Sabrina en ‘Zwarte Lola’ van Annie Heuts, nagecroond door dikke vrouwen verzot op mannen van vreemde afkomst. Soms waren daarbij zelfs de beruchte edele delen vluchtig te aanschouwen. De beste mannen bleven volgens mijn moeder bij hun eigen volk en hun eigen vrouw.

Gelukkig kwamen we ook met lieve, warme Vlaamse mensen in contact die mijn moeders beeld van de Vlamingen lichtjes konden bijsturen, waardoor ze ging beseffen dat die niet allemaal een hondenleven leiden.

Mijn moeder is op haar zestiende getrouwd, maar dat bracht ze absoluut niet in verband met haar religie. Gelukkig maar voor ons, want dat ze op het huwelijk geen leeftijd plakte, zou ons later een enorme vrijheid opleveren.

“Toen ik een jongen besneden zag worden, was ik voor de eerste keer in mijn leven blij om een meisje te zijn.”

Toen ik me, zoals elke puber, begon af te zetten, was zuster Benedicta al lang niet meer mijn voorbeeld. Dat nonnenbestaan leek me maar saai zonder een man. In die periode keek ik voor het eerst ook toe hoe een jongen besneden werd. Terwijl ik zat te huilen omdat ik het verschrikkelijk vond een kind pijn te zien lijden, haalde mijn moeder alle folklore van ‘haar culturele achtergrond’ naar boven om van de besnijdenis een geslaagd feest te maken. Het was onwezenlijk om te zien hoe de mensen zich vermanden om te feesten na een volgens mij zeer pijnlijk gebeuren. Zelfs mijn in mijn ogen Heilige Moeder deed daaraan mee. Ik vatte het niet en zag het als iets heel onmenselijks waarmee ze zich inliet. Op mijn vraag waarom een stukje uit iemands geslachtsdeel moest verwijderd worden, kreeg ik slechts een onbevredigend antwoord. Het deed me revolteren en ik onttrok me aan het gebeuren. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik blij was een meisje te zijn.

Moeder ging ervan uit dat ik in opstand kwam en me afzonderde omdat ik bezeten was. Ze geloofde heel sterk in zwarte magie en de effecten daarvan op mensen. Maar ik had alleen maar last van puberale hysterie, in combinatie met nachtmerries al dan niet gebaseerd op ware feiten. In die nachtmerries zag ik apen langs de ballustrade van de trap naar mijn slaapkamer klauteren, in wit geklede vrouwen die me wakker wilden maken en een langharige man die in de Amazigh volksmond Boubarak werd genoemd. Gelukkig loodste mijn vader me door mijn nachtmerries. Vele bange nachten lang citeerde hij luidkeels Koranteksten. Het was vooral zijn stem die me tot rust bracht, want van wat hij reciteerde, begreep ik helemaal niets. Ik dacht en voelde in het Nederlands en sprak Riffijns met hem. Maar zijn aandacht voor mij op die bange momenten en zijn handen die zachtjes mijn haren streelden, zou ik me altijd levendig voor de geest kunnen blijven halen. Zelfs wanneer zijn handen niet over mijn hoofd aaiden, voelden ze aan als een warm wollen deken in koude tijden.

Sandwichkinderen van Jamila Channouf werd uitgegeven door EPO en is sinds vorige week te koop voor €15,-. Wij mogen 3 exemplaren gratis weggeven aan Charlie Abonnees. Wil je na het lezen van dit fragment meer weten over Jamila’s jeugd in Borgerhout? Stuur dan een mailtje naar redactie@charliemag.be en maak kans op een van deze drie exemplaren!

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen