Dubbelinterview

“Als we onze kinderen naar school sturen, zijn we niet even gerust als witte ouders”

Bleri Leshi en Dalilla Hermans schreven een boek aan hun kind

“Als we onze kinderen naar school sturen, zijn we niet even gerust als witte ouders”

Zij komt uit Rwanda, hij uit Albanië. Zij werd op haar tweede geadopteerd door een koppel uit Weelde, hij kwam hier internationale politiek studeren en liet zijn familie achter. Zij bevalt deze zomer van haar derde, hij wordt binnenkort voor het eerst vader. Beiden schreven ze een boek, een brief eigenlijk, aan hun kind. Over hun roots, racisme en andere hete hangijzers van de multiculturele samenleving, hun hoop voor de toekomst. Zonder dat ze het wisten van mekaar brengen ze dezelfde boodschap van openheid, verbondenheid en liefde. Een dubbelgesprek met Charlie-redacteur Dalilla Hermans (31) en docent en jongerenwerker Bleri Lleshi (35).

Dalilla Hermans: “Er zijn veel meer gelijkenissen dan verschillen. Met 90 procent van de mensen kun je een common ground vinden, als je dat maar wil.”
Bleri Lleshi: “Gelijkenissen zijn fijn, maar we moeten ook de verschillen durven te omarmen.” 

Dat jullie beiden nu net met een gelijkaardig boek komen, niet alleen qua thematiek, maar ook qua opzet – een brief aan jullie kind, dat kan toch geen toeval zijn?
Bleri:
“Een kind krijgen, dat is voor mij iets heel groots, niet zomaar iets. Toen ik wist dat ik vader zou worden, liep mijn hoofd vol met gedachten. Hoe zou het voor mijn dochter zijn om op te groeien in deze samenleving? Waar zou ze mee geconfronteerd worden? Trump, de Brexit, de aanslagen, dat zijn geen geruststellende zaken. Ik zie dat veel mensen angstiger worden zodra ze kinderen krijgen. Ik wou dit niet. Ik wil zelfs als vader niet vanuit angst redeneren. Dus ik dacht: wat kan ik hieraan doen? Ik voer al heel lang een strijd voor een betere wereld. Nu ik een kind krijg was dat nog een extra drijfveer voor mijn engagement. Ik wil dat mijn dochter in een zo mooi mogelijke wereld kan opgroeien. Ik wil haar beschermen, door haar bewust te maken over de wereld. Maar ik wil haar ook laten zien dat de wereld niet om zeep is en dat er nog hoop is. In mijn boek bespreek ik verschillende inspirerende voorbeelden, lokaal en internationaal.”

Dalilla: “Ook ik kan zeggen dat mijn leven pas echt in gang geschoten is tijdens mijn eerste zwangerschap. Ik was al altijd behoorlijk maatschappijkritisch, maar pas toen veranderde dit echt in een missie. Ik dacht: wat kan ik doen om de wereld beter te maken? En ook: wat kan ik goed? Het besluit was dat ik een boek moest schrijven, en om dat onverbloemd te kunnen doen, kwam ik er al snel op uit dat ik dit moest richten aan mijn zoon Cooper. Tegen hem kan ik alleen maar eerlijk zijn – voor hem kiezen als eerste lezer was een middel om mezelf te dwingen niets uit te weg te gaan.”

“Dat was mijn doel met het boek: mensen doen beseffen dat racisme nog heel aanwezig is.”

En je gaat ook duidelijk niets uit de weg. Je boek is deels een rauw verslag van hoe jij als kind en jongere met racisme te maken kreeg. Is dit nog steeds zo aan de orde?
Dalilla:
“Natuurlijk, en ik denk dat het steeds erger wordt. Voor Charlie maak ik The Race Files (een reeks interviews over racisme, nvdr). Ik merk dat mensen steeds moeilijker toestemmen met een interview, bang voor de haatmail achteraf. Sowieso krijg je dat standaard op je bord als je je uitspreekt over racisme. In mijn boek leg ik uit hoe ik na het zoveelste voorval explodeer, mijn emmer was vol. Nu ben ik daar zelf rustiger in geworden weer, dit boek heeft veel geholpen. Het voor het eerst eens rustig kunnen opschrijven heeft veel deugd gedaan. Behalve een aantal heel close vrienden wist niemand dat ik zo vaak met racisme te maken had gehad. ‘Overdrijf je niet een beetje?’ is een standaard vraag. Als witte Belg kun je je niet voorstellen hoezeer het alomtegenwoordig is. Zelfs mijn ouders en veel van mijn goeie vrienden wisten niet wat ik heb meegemaakt. Ik praatte daar gewoon niet over. Het was mijn realiteit, maar dus niet de realiteit van zoveel anderen. Dat was mijn doel met het boek: mensen door mijn ogen laten kijken en misschien doen beseffen dat racisme nog heel aanwezig is.”

Jullie zijn allebei nogal voorstanders van de zachte methode, de dialoog?
Bleri:
“Ik geloof in de kracht van het gesprek. Praten met mekaar, je visie delen, openstaan voor een andere kijk. Rechtse, cynische mensen noemen dit vaak naïef. Maar ik geloof in communicatie, in het belang van een safe space. In een ruimte waar je alles kunt zeggen wat je wil zeggen zonder dat je hierop aangevallen wordt.”

“Erkennen dat de ander anders is, is belangrijk voor de erkenning van zijn identiteit.”

Dalilla: “Die zachte aanpak vergt heel veel geduld en incasseringsvermogen. En ik merk bij veel mensen met een migratieachtergrond dat ze dat geduld niet meer hebben. Dat ze een soort verzadigingspunt hebben bereikt en heel passief zijn geworden. Ze zijn moegestreden, hebben geen moed meer. Ik weet niet of men dat genoeg beseft, dat niet alleen de Vlaming bepaalde dingen beu is, maar dat ook aan de andere kant de emmer vol is. Ik hoop dat we terug de weg van verbinding in plaats van polarisatie inslaan, voordat  de kloof te diep wordt, en je echt twee maatschappijen naast elkaar krijgt.”

Focussen op gelijkenissen in plaats van op verschillen, dat is jullie devies?
Dalilla: “Ik geloof dat je met 90 procent van de mensen een common ground kunt vinden, dat je je dus altijd met die ander kunt verbinden, op de een of andere manier. Met mijn boek probeer ik de ander mee te nemen in mijn wereld, in de hoop dat hij of zij zal begrijpen hoe het voelt om geadopteerd, om zwart te zijn in België. Of om te begrijpen waarom ik zwartepiet wel een probleem vind. Als ik maar genoeg tijd krijg om dat uit te leggen, dan merk ik dat mensen me wél begrijpen. Dat ze inzien dat het voor mij niet zomaar een non-issue is die ik naast me neer kan leggen. We focussen vaak op de verschillen, maar eigenlijk zijn er veel meer gelijkenissen tussen de mensen.”

Bleri: “En toch vind ik die verschillen heel essentieel. Erkennen dat de ander anders is, is belangrijk voor de erkenning van zijn identiteit. Ja, er zijn gelijkenissen, maar evenveel verschillen. Als ik jouw anders-zijn niet erken, dan wil ik maar de helft van jou zien, dat kan toch niet? Maar dat hoeft geen bedreiging te zijn, dat is net verrijkend. Waarom kunnen we niet positief kijken naar de inbreng van andere culturen? Waarom zijn we altijd bang voor diversiteit en focussen we op het negatieve, op ‘aanpassen’, op ‘integratie’? Ik zou willen dat we de verschillen kunnen omarmen.”

Docent, jongerenwerker en auteur Bleri Lleshi

Dalilla, wat opvalt in je boek is hoe je beschrijft dat jongeren veel vlotter een open communicatie hanteren dan volwassenen. Met ouder worden verliezen we een bepaalde naturel?
Dalilla:
“Ja, dat merkte ik steeds weer toen ik vormingswerk gaf aan jongeren. Een gesprek over het woord neger bijvoorbeeld, dat verloopt in een jongerengroep heel complexloos. Vindt een klasgenoot dat niet leuk? Dan gebruiken we dat woord toch gewoon niet meer? Of ik herinner me een discussie over de hoofddoek, met een groep jongeren. De meest kritische stem in het debat was een meisje dat zelf een hoofddoek droeg. Het kwam niet tot ruzie, even goeie vrienden na de discussie. En plots, als volwassene, verleren we dat en zijn we veel meer gecrispeerd.”

Bleri: “Je ziet het aan beide kanten, zowel bij jongeren met een migratieachtergrond, als bij gezinnen van hier. Hoe ouder ze worden, hoe meer ze zich opsluiten in hun eigen wereld. Ik zie die evolutie heel goed, want ik werk zowel in het middelbaar als in het hoger onderwijs. Als ze in het hoger onderwijs komen wordt alles plots benoemd met ‘de moslims’, de ‘Afrikanen’, ‘de Turken’, ‘de Marokkanen’ enz., en daar hangt dan een hele identiteit aan vast, die je in een bepaald hokje duwt. Heel jammer. Ik vind het belangrijk dat wij als docenten het gesprek blijven aangaan, en ze andere visies aanreiken dan wat ze soms te horen krijgen van hun ouders en grootouders. Vooral het cynisme moeten we pareren, want vaak krijgen ze te horen: wees niet zo naïef, je begrijpt niets van de wereld. Als wij niet reageren, dan verliezen ze misschien hun hoop, hun dromen en positivisme.”

“We zullen mijn dochter Inaya vanaf het begin vier talen meegeven: Albanees, Turks, Nederlands en Frans.”

Het hoge woord is eruit, ‘onderwijs’. Daar lijkt nogal een grote knoop te zitten?
Dalilla:
“Voor The Race Files heb ik mijn man geïnterviewd, die les heeft gegeven op verschillende concentratiescholen. Toen ik hem vroeg waar het grootste probleem zit wat racisme betreft zei hij zonder aarzelen: het onderwijs. Ongemakkelijk werd hij van hoe in de leraarskamer over bepaalde groepen werd gepraat. Dat is het grootste taboe, racisme in het onderwijs.”

Bleri: “Je ziet dan ook dat veel leerkrachten te maken krijgen met burn-out. Ze zetten zich enorm in, maar krijgen niet genoeg ondersteuning. Het probleem zit vaak niet bij de leerkrachten, maar bij het beleid en de besparingen. En dat is voor leerkrachten heel frustrerend. Ze worden niet genoeg ondersteund terwijl de werkdruk stijgt. Ik ken leerkrachten die na een jaar lesgeven nooit meer voor de klas willen staan omdat ze niet vanuit hun passie en liefde les mogen geven. Hoe kun je in zo’n korte tijd mensen hun passie afnemen? Hoe erg is het dan wel niet gesteld?

“Nochtans hebben we vandaag zoveel troeven in handen. Meertaligheid bijvoorbeeld, dat vind ik een enorme meerwaarde. Het is ook wetenschappelijk bewezen dat het kennen van verschillende talen voor een kind heel goed is. Maar in het onderwijs wordt dat tegengewerkt. Er wordt geëist dat leerlingen één bepaalde taal spreken. We zullen mijn dochter Inaya vanaf het begin vier talen meegeven: Albanees, Turks, Nederlands en Frans. We moeten meer inzetten op de moedertaal. Die goed beheersen is de oplossing. Bovendien wil ik dat mijn dochter met mijn ouders kan praten. Dat kun je haar toch niet ontnemen?”

Charlie-redactrice en schrijfster Dalilla Hermans. Foto: Harvey Bouterse

Een andere zwakke schakel is de media. Ook daar is er nog veel werk aan de winkel volgens jullie?
Bleri: “Het probleem is dat de media niet geïnteresseerd is in positieve boodschappen. Want er gebeurt zoveel goeds. België heeft bijvoorbeeld één miljoen vrijwilligers, ik ben daar trots op. Als men bericht over een asielcentrum, dan toont men de luttele mensen die daar komen betogen, maar niet het grote aantal dat vrijwilligerswerk doet op zo’n plek, waarom? Ik merk ook dat positieve projecten waar ik veel tijd en energie in steek, amper de media halen. ‘We krijgen dat niet verkocht’, klinkt het dan. De mainstream media is meer geïnteresseerd in zaken die het debat aanzwengelen, die de polarisering nog vergroten. Mensen zoals ik, die ook op alternatieven focussen, zijn niet interessant voor de media. Ze hebben liever zij die ophef veroorzaken of bashen op de eigen gemeenschap.”

Dalilla: “Ik ondervind dat ook. Zelfs als ik een hele genuanceerde column schrijf, merk ik dat ze mij in de media in een bepaald hokje proberen te duwen, tegen anderen proberen op te zetten. Ze willen strijd uitlokken. Ik vind dat niet fijn. Hoe kun je zo tot toenadering komen?”

“Zelfs als ik een heel genuanceerde column schrijf, merk ik dat de media mij in een bepaald hokje wil duwen.”

Bleri: “Er is gewoon te weinig ruimte voor verbindende boodschappen. Er zijn zoveel mooie initiatieven die ontstaan van onderuit. In Anderlecht bijvoorbeeld: huiswerkbegeleiding, taallessen en ondersteuning voor alleenstaande moeders vanuit de Congolese gemeenschap. Of de jongerenwerking in Molenbeek. Maar dit krijgt geen aandacht. Mensen vragen me bij lezingen of debatten vaak wat ze zelf kunnen doen. Ze denken dan aan grote veranderingen. Maar niet iedereen hoeft zich in te zetten voor vluchtelingen. Doe iets wat jou na aan het hart ligt. Misschien kun je wel je grootouders helpen? Begin in je eigen omgeving, wie heeft daar ondersteuning nodig? Alleenstaande moeders, mensen in armoede… er zijn zoveel mensen die onze hulp nodig hebben. De kleine veranderingen, oog voor het lokale, daar is waar het begint.”

Dalilla: “Even problematisch is de kwestie van representatie. Je zult nooit een juist beeld krijgen van de diverse samenleving, als er op beleidsniveau, bij de beslissingmakers, geen diversiteit heerst. Ik heb jaren gewerkt in het jeugdvormingswerk en ik was daar bijna de enige met een migratieachtergrond. Men doet uiteraard enorm zijn best, maar de selectieprocedures zijn zo georganiseerd dat men steeds uitkomt bij de standaard witte middenklasse. Op het televisiescherm begint dit wat te veranderen, er komen meer presentatoren met een diverse achtergrond, maar op beleidsniveau is diversiteit nog steeds problematisch. Voor mij is het gebrek aan diversiteit in bepaalde media naast het onderwijs de grootste gemiste kans in Vlaanderen.”

“Ik heb me hier ingezet voor de samenleving, ik zou willen dat mijn dochter dat ook doet.”

Hoe zien jullie de toekomst? Wat zouden jullie willen voor jullie kinderen?
Bleri:
“Ik wil vooral dat mijn dochter beseft dat dit haar land, haar stad, haar thuis is. Wat anderen haar ook proberen wijs te maken. Ze is hier geen allochtoon, geen vreemdeling. Hier zal ze haar eerste stapjes zetten, hier zal ze leren spreken. Ik zal haar zeggen: deze samenleving is jouw samenleving, hier moet je je engageren. Ik heb me hier ingezet voor de samenleving, ik zou willen dat zij dat ook doet. Als mensen me zeggen dat ik moet integreren, dat ik me moet aanpassen – en geloof me, dat gebeurt nog geregeld – dan sta ik stevig ik mijn schoenen. Ik heb hier mijn plek opgeëist door te studeren, te werken, te schrijven.”

Dalilla: “Het lijkt wel alsof je je verblijf hier wil legitimeren? Mag je hier dan niet gewoon ‘zijn’? Ik vraag me af wat er zal gebeuren als mijn kind bijvoorbeeld introvert blijkt te zijn en niet zo sociaal en misschien niet uitzonderlijk getalenteerd. Is het dan ook oké? Of moet het zich meer bewijzen omdat het een kleurtje heeft? Moeten mijn kinderen extra uitblinken om geaccepteerd te worden? Mijn man en ik, wij hebben soms het gevoel dat we onze kinderen op hun dertiende voor de leeuwen gaan gooien, en dat we dan maar moeten hopen dat het goed komt.”

“Moeten mijn kinderen extra uitblinken om geaccepteerd te worden?”

“Er zijn mensen uit mijn familie die uit België vertrekken omdat ze geen vertrouwen meer hebben in de toekomst hier voor hun kinderen. Ik wil het zelf niet zo ver laten komen. Ik voel me evengoed een Vlaming als een Afrikaan. Dus ik wil er alles aan doen om mensen hier weer dichter bij elkaar te brengen, zodat we niet met dat gevoel moeten blijven zitten. Een eerste stap daarin is het eerlijker benoemen van het racisme dat leeft, en er vranker over praten.”

Bleri: “Ik denk dat we die bekommernis delen. Als wij onze kinderen naar school sturen, zijn wij niet even gerust als witte ouders. Zouden mensen dat genoeg beseffen? Moet je altijd eerst zelf iets meemaken voor je empathie kunt voelen? Ik hoop van niet. Misschien is dat wel de kern van de zaak: dat we begrip voor elkaar kunnen opbrengen, en ons voor een ander inzetten, ook al hebben we het probleem niet zelf ervaren.”

 

Inaya. Brief aan mijn kind van Bleri Lleshi is uitgegeven bij EPO, €15, meer info & bestellen kan hier.
Brief aan Cooper en de wereld van Dalilla Hermans wordt uitgegeven bij Manteau en verschijnt 19 mei. De boekvoorstelling gaat door in HETPALEIS in Antwerpen op 24 mei. Meer informatie vind je op de eventpage.

Schrijf je reactie

Annelies A. A. Vanbelle kijkt als journalist al tien jaar diep in de ziel van mensen. Tijdens dagelijkse lange wandelingen brengt ze haar hyperactieve hoofd tot bedaren en krijgt ze haar spannendste ideeën. Het is haar vorm van meditatie, net als frequent museumbezoek. Daar, en in kunstenaarsateliers en galerieën, is ze het gelukkigst. Ze schrijft bevlogen over kunst voor diverse opdrachtgevers en is co-hoofdredacteur van het passionele kunstmagazine The Art Couch.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen