Opinie

Door deze Catch-22 blijven we in de loopgraven van het eigen gelijk zitten

Door deze Catch-22 blijven we in de loopgraven van het eigen gelijk zitten

Jaren geleden las ik het boek ‘Catch-22’ van Joseph Heller. Ik vond het toen nogal een vermoeiend stukje literatuur en het zal, hoofdzakelijk door de schrijfstijl, nooit mijn favoriete boek worden. Maar ik moet bekennen dat ik aan weinig boeken vaker terugdenk dan aan ‘Catch-22’.

Dat komt door het verhaal: een gevechtspiloot wil onder gevaarlijke missies uitkomen door een dokter te overtuigen dat hij krankzinnig is. De dokter vindt dat echter een heel slimme strategie en concludeert dus dat hij niet krankzinnig is, en perfect in staat is de gevaarlijke missies te blijven uitvoeren. Een soort cirkelbeweging dus, waaruit het moeilijk ontsnappen is. Hoe zou het zijn om in het echte leven in zo’n situatie te belanden? Twee weken geleden wist ik het, toen ik een dilemma tegenkwam dat beantwoordt aan de definitie van een Catch-22.

“Ik kon het allemaal volgen, maar mijn buikgevoel zei iets anders.”

Op onze redactie voerden we een gesprek over een mannelijke kandidaat op een politieke lijst die om religieuze redenen geen hand wilde geven aan vrouwen. Als feminist kon ik goed begrijpen dat vrouwen die lang en hard hebben gevochten om op dezelfde manier behandeld te worden als mannen in een patriarchaal systeem, zich beledigd voelden. Toen we het gesprek voerden wisten we overigens nog niets over de vroegere uitspraken en gedragingen van de politieke kandidaat in kwestie. Ik begreep ook dat mensen die zich met veel moeite hebben losgewrikt uit beklemmende opgelegde religieuze voorschriften, er erg veel moeite mee hadden een terugkomst van strakke religieuze richtlijnen te aanschouwen. Zeker in de politiek, daar waar beleid gemaakt wordt.

Ik kon het allemaal volgen, maar mijn buikgevoel zei iets anders. Ten eerste vond ik het ergens heel ongemakkelijk om van mensen te eisen dat ze andere mensen aanraken. Om welke reden dan ook. Het voelde in deze post-#metoo-tijden tegenstrijdig dat we opeens gaan bepalen dat iemand om welke reden dan ook een ander persoon moét aanraken. Het druiste ook in tegen de artikels die ik had gelezen en onderschreven over hoe we moeten stoppen kinderen te verplichten om een zoen of knuffel te geven als ze dat niet willen. Begrijp me niet verkeerd: ik weet dat de beweegreden achter de weigering vooral de doorslag gaf in dit specifieke geval. Maar toch wrong het ergens.

“Doordat we de kunst van de dialoog of het debat stilaan verleren, voelt iedereen zich de hele tijd aangevallen.”

Toen iemand in het gesprek opperde ‘wat als deze man jou geen hand had willen geven omdat je zwart bent?’, wist ik niet meteen wat te antwoorden. Eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik daar vast anders op had gereageerd, kwader om was geweest. Dus de handeling valt effectief niet los te koppelen van de intentie. Het deed me weer eens beseffen hoe ik racisme scherper aanvoel dan seksisme, om de simpele reden dat het voor mij persoonlijk (en lees dat nog maar eens ‘Voor. Mij. Persoonlijk.’) altijd een nóg groter struikelblok is geweest. Hoewel ik ook een vrouw ben. Hoewel ik ook twintig #metoo verhalen kan opsommen.

Wat was hier nu eigenlijk aan de hand? Waar kwam mijn ongemakkelijke gevoel vandaan? Zo kwam ik bij die Catch-22, een theorie – niet meer en niet minder – die ik voor mezelf bedacht en nu deel.

Door de toenemende verharding en polarisatie in het publieke discours trekken mensen zich steeds meer, of alleszins steeds duidelijker, terug in wat zij hun ‘veilige haven’ noemen. Doordat we de kunst van de dialoog of het debat stilaan verleren, voelt iedereen zich de hele tijd aangevallen. Vaak is dat een reëel gevoel: je wordt tegenwoordig ook snel aangevallen, zeker online. Vanwege je mening, je politieke overtuiging, je vriendschappen, je wereldvisie. We leven in een tijd waar de ene mening constant haaks op de andere moét staan. Waar iedereen die genuanceerd spreekt of schrijft wordt afgedaan als ruggegraatloos, of social justice warrior, of naïeveling.

“Het gevolg is dat we amper kritisch durven spreken of schrijven over de mensen die naast ons in onze eigen loopgraaf zitten.”

Mensen kruipen dus gemakshalve terug in hun loopgraaf. Ik doe dat zelf soms ook, maar probeer me tegen die neiging te verzetten. Het gevolg is dat we amper kritisch durven spreken of schrijven over de mensen die naast ons in onze eigen loopgraaf zitten. Want als we ons hoofd nog eens verheffen boven de ingegraven groepen, gebeuren er twee dingen: de mensen uit de loopgraaf tegenover ons proberen ons vast te grijpen en in de hunne te sleuren. De soldaten die naast ons zaten richten vervolgens hun geweer op de “overloper” die de andere zijde dreigt te versterken. Als de overzijde erin slaagt iemand mee in hun greppel te trekken, staan ze weer wat sterker. Dus graaft de originele zijde zich nog wat dieper in, ter bescherming. Terwijl de mensen die rechtstaan uit hun greppel juist proberen nuance te brengen en net de hele divisie een klein beetje omhoog willen trekken.

We weten dat mensen doorgaans pas radicale gedachten krijgen als ze zich niet verbonden voelen met de maatschappij. Je wordt niet van de ene dag op de andere een geradicaliseerde extreem-rechtse bullebak, en je wordt niet van de ene dag op de andere een gelovige extremist. Veel factoren dragen daaraan bij, en net het gevoel dat je constant wordt aangevallen vanwege je identiteit (of dat nu je ‘Vlaming zijn’, je geloofsovertuiging, je huidskleur of je gender is) is een van de meest bepalende.

“Door systematisch bepaalde minderheidsgroepen te bashen, garandeer je dat zij zich meer zullen vervreemden.”

Als je vindt dat onze ‘seculiere’ maatschappij beschermd moet worden tegen bijvoorbeeld religieuze uitingen die je als extreem beschouwt, is die uitingen verbieden of bestrijden van buitenaf dus zowat de slechtst mogelijke strategie. Een huwelijk weigeren te voltrekken als schepen omdat de bruid je geen hand wil geven, of meisjes het recht op onderwijs ontzeggen omdat ze gesluierd naar school willen gaan, is de beste manier om te garanderen dat véél meer vrouwen zullen weigeren een hand te geven en véél meer meisjes een hoofddoek zullen willen dragen.

Door systematisch bepaalde minderheidsgroepen te bashen, garandeer je dat zij zich meer zullen vervreemden en nog minder geneigd zullen zijn zich te conformeren naar wat jij als de standaard beschouwd. Als je wil dat gelovige mensen evolueren naar een vorm van religie die je compatibel vindt met de normen en waarden waarvoor je denkt dat Vlaanderen of België staat, zal je hen de kans moeten geven zich deel te voelen van dat abstracte gegeven. Want zolang dat niet het geval is, zullen de gematigde stemmen binnen gemeenschappen wijselijk zwijgen. Zolang de uitsluiting niet wordt aangepakt, maar net aangescherpt, garandeer je dat er geen evolutie plaatsvindt, OF dat die evolutie er wel is maar in de tegengestelde richting dan wat je voor ogen had.

“Wie wil pleiten voor verandering binnen de “eigen” groep moet daarvoor ruimte kunnen krijgen”

Laat ik een voorbeeld noemen ter verduidelijking: ik heb een heleboel #metoo verhalen waarin mannen met een migratieachtergrond de daderrol opnamen. Maar ook heel veel waarin dat zogeheten autochtone Vlamingen waren. Door het belachelijk racialiseren van seksisme door sujetten als Mia Doornaert, voel ik me niet langer geneigd om over de eerste groep iets te zeggen. Want dan word ik meteen bij mijn nekvel in een loopgraaf getrokken waar ik helemaal niet in wil zitten. En dan voelen mijn ‘broeders van kleur’ of andere minderheden zich genoodzaakt om zich nog dieper in te graven in de hunne. Maar daardoor worden ze dus ook zelden terecht gewezen op een aantal gedragingen die wel degelijk problematisch zijn. Tadaa: een Catch-22!

Als je in dit relaas mijn dilemma hebt begrepen, hoop ik ook dat je mijn nuance hebt gelezen en begrepen. Ik ken een behoorlijk aantal zeer fijne mensen die me begroeten met een hand op het hart en een knikje, maar zonder knuffel, kus of handdruk. Ik ken zelfs heel wat Vlamingen die trots zijn op hun achtergrond en die ter ere van hun voorouders graag een Vlaamse vlag wapperen (met rode klauwen en tong, weliswaar). Niets van wat ik hier schrijf gaat over hen. Niets van wat ik hier schrijf gaat over al die mensen die in geen enkele loopgraaf zitten en die gewoon over velden dwalen op zoek naar common ground.

Het gaat wel over de toon en polarisatie van debatten rond minderheden allerlei, in media, politiek en online. Wie wil pleiten voor verandering binnen de “eigen” groep moet daarvoor ruimte kunnen krijgen. Zonder meteen een ander loopgraaf ingetrokken te worden, en zonder dààr vervolgens weer in het eigen loopgraaf klappen voor te krijgen.

 

Illustraties: Istock

Schrijf je reactie

Dalilla Hermans is geboren in Rwanda en geadopteerd. Ze heeft er haar missie van gemaakt om racisme en discriminatie bespreekbaar te maken en aan te pakken. Ze schrijft regelmatig stukken over dit thema voor Charlie en heeft een tweewekelijkse column in De Standaard. In 2017 kwam 'Brief aan Cooper en de wereld' uit bij Manteau, een autobiografisch boek met een scherp maatschappijkritisch randje. In 2018 leverde ze een bijdrage aan de bloemlezing "Zwart -Afro-europese literatuur uit de Lage Landen". Later dat jaar verscheen bij Davidsfonds haar kinderboek "Brown Girl Magic". In 2019 verscheen de thriller "Black-out" (uitgegeven bij Horizon), haar eerste fictieboek voor volwassenen. Vanaf september 2019 is Dalilla seizoensdenker van Concertgebouw Brugge en momenteel schrijft ze ism Mungu Cornelis de monoloog 'Epiphany' die later dit jaar in première gaat bij NTGent.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen