In de rubriek The Race Files staart Dalilla Hermans 12 maanden lang het probleem dat racisme vandaag is recht in de ogen. In een reeks diepte-interviews gaat ze op zoek naar een antwoord op de vele vragen over discriminatie die ze de afgelopen jaren kreeg. Deze maand praat ze met Femke Hintjens, een van de initiatiefneemsters van de klacht tegen facebookgroep ‘Vlaamse Verdedigings Liga’. Foto’s: Jason Asare.
File 4: Femke Hintjens cultuurwerker JC Den Eglantier en manager voor Soul’Art bij Bumaye
Femke Hintjens (31), is geboren en getogen in Berchem. Ze is (mede) verantwoordelijk voor het opbloeien van JC Den Eglantier tot een multicultureel jeugdhuis en gemeenschapscentrum. Ze is enig kind en single, maar heeft een vriendenkring die een grote familie moeiteloos vervangt. Ze was de stuwende kracht achter het Antwerpse hiphopcollectief NoMobs en een van de initiatiefnemers van de klacht tegen facebookgroep ‘Vlaamse Verdedigings Liga’ wegens racisme.
Toen ik het lijstje opstelde van 12 mensen die ik wilde interviewen, zocht ik mensen wiens verhaal ik zelf wilde horen. Het werd een veelkleurig groepje mogelijke gesprekspartners van alle leeftijden. Zo kwam ik voor dit vierde interview bij Femke uit. Ik ken haar door een post op Facebook, waarin zij een (racistisch) voorval dat haar overkwam met de jongeren uit haar werking aanklaagde. We werden vrienden, on and off Facebook. Het raakte mij, hoe een blanke vrouw zich zoveel aantrok van het lot van haar medemensen met andere roots, dat ze daarvoor op de barricades sprong. Femke is cultuurwerker in JC Den Eglantier in Berchem, een jeugdcentrum van jeugdhuizenkoepel Formaat. Op een paar jaar tijd slaagde ze erin van Den Eglantier een bloeiend, multicultureel huis te maken. Aan het Zeezicht, ons favoriete terras in de buurt, vertelde ze mij hoe ze dat deed, en waarom.
Laat ik zoals steeds beginnen bij het begin: waar liggen jouw roots?
“Ik ben enig kind, geboren in Antwerpen. Tot mijn achtste woonde ik in Berchem, daarna verhuisden we naar ’t Kiel. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik alleen was, of eenzaam. Mijn ouders zijn altijd pleegouders geweest. Ik had een heleboel pleegbroers en –zussen. Mijn ouders namen de kinderen in huis die niemand anders ‘wilde hebben’. Kinderen van wie de ouders zware drugsproblematiek hadden, of kinderen wiens ouders in afwachting waren van een uitspraak over hun asielprocedure.”
Dat is een ongewone situatie. Als geadopteerd kind kan ik me perfect voorstellen dat je van kinderen kan houden die niet ‘de jouwe’ zijn, maar het lijkt me niet simpel om dan als biologisch kind de aandacht en liefde van je ouders te moeten delen.
“Ik kan oprecht zeggen dat ik nooit jaloezie heb gekend. Door zo op te groeien, leerde ik vooral dat ikzelf in een luxepositie zit, en dat niet iedereen evenveel heeft of krijgt als ik. Ik ben er een echte ‘deler’ door geworden. Ik kan pas genieten als ik ervoor kan zorgen dat anderen het ook goed, of beter, hebben. Ik had wel veel moeite met afscheid nemen. Ik herinner me dat ik ooit een pleegzusje in een kast had verstopt, omdat ik niet wilde dat ze haar zouden komen halen.
Mijn ouders zijn echte activisten. Als kind ging ik al betogen tegen kernwapens, oorlogen, racisme… Ik ben opgegroeid met een protestbord in de handen. In de eerste jaren van het middelbaar smokkelde ik klasgenootjes mee op de bus om te gaan protesteren. Mijn opvoeding heeft dus zeker voor een groot stuk bepaald hoe ik nu in het leven sta.”
Zijn je ouders nog samen? Zijn ze nog steeds pleeggezin?
“Mijn ouders zijn nog steeds samen, maar toen ik veertien was zijn ze gestopt met pleegkinderen in huis te halen. Wat ze deden als pleeggezin is niet evident, het eiste zijn tol. Ik heb bijvoorbeeld een pleegbroer gehad die zelfmoord pleegde. Dat zijn dingen die zwaar wegen, en met een puberend kind in huis bleek het niet ideaal ermee door te gaan. Maar het zijn nog steeds ‘barricade-mensen’, mijn oudjes.”
Tijdens mijn puberteit werd multiculturaliteit voor mij een evidentie. Mijn ouders hadden vrienden met roots van over de hele wereld.
Wat voor tiener was jij?
“Oh, wat een vraag. Ik zou nooit een puber zoals mezelf willen hebben. Ik was een irritante tiener. Ik had een grote mond, liet me nooit doen. Ik kwam ook uit zo’n klas waar we met zijn allen super grofgebekt waren. Wij deden sit-ins als we het niet eens waren met onze leerkrachten en ik was dan haantje-de-voorste. Ik heb nu geleerd om op een constructieve manier assertief te zijn, maar in die tijd… oh boy. Ik heb geluk met mijn geduldige ouders, die mij de ruimte gaven om dat rebelse te kanaliseren naar iets positief.
Tijdens mijn puberteit werd multiculturaliteit voor mij een evidentie. We woonden toen op ’t Kiel in Antwerpen. Mijn ouders hadden vrienden met roots van over de hele wereld, mijn klas was volledig gemengd en mijn buren en vrienden kwamen van overal.”
Hoe gingen jullie daar thuis mee om?
“Een mooi voorbeeld: mijn beste vriendinnetje op de lagere school heette Shiraz. Haar ouders kwamen uit Tunesië. Toen ik een verjaardagsfeestje gaf, vroeg mijn vader een vriend om de uitnodiging in het Arabisch te vertalen, zodat Shiraz er zeker bij kon zijn.
Ik denk dat ik daarom nooit begrepen heb wat the big deal was met multicultiraliteit. Bij ons thuis was het normaal en werd er nooit moeilijk over gedaan.”
Dat vind ik supermooi. Ik vraag me dan af: besefte je toen al dat multiculturalisme in vele Vlaamse gezinnen allesbehalve normaal was?
“Dat ontging mij eigenlijk. Ik had wel vriendjes met een migratieachtergrond die bij mij thuis kwamen om ijsjes te eten en in de hangmat te spelen en die nooit bij andere blanke vriendinnetjes thuis mochten komen. Maar het heeft heel lang geduurd voor ik besefte wat echt racisme is, en dat het hier bestaat. Als blanke vrouw word je daar gewoon niet mee geconfronteerd. Ik hoorde wel verhalen van anderen, maar het duurde een hele tijd voor ik echt zag wat er rond mij gebeurde.”
Kan je je nog herinneren op welk moment je dat inzag?
“Ik had ooit een relatie met iemand met een kleurtje. Wij stapten samen de tram op, en ik zag een oud koppel oprecht angstig kijken. Dat was de eerste keer dat ik getuige was van dat stille, sluimerende racisme. Ik schrok van hun bange blik. Mijn toenmalige vriendje moest haast lachen van mijn reactie, die was niet anders gewend.
Een gastje van 18 jaar beschouwt racisme als een fact of life. Waar zijn we mee bezig als jongeren racisme normaal vinden en aanvaarden?
Een ander moment dat me aangreep, was toen ik met de jongeren uit mijn jeugdhuis meedeed aan de J-100, een debat-bijeenkomst van jongeren, georganiseerd door jeugddienst en jeugdwerk in Antwerpen. Ik had een gast bij me met Congolees-Angolese roots. Het gesprek ging over racisme en hij beweerde dat hij daar geen last van had. Dus ik zei ‘Ah, jij maakt dat niet mee dan?’ en hij antwoordde ‘Jawel, constant, maar ik trek het me niet meer aan’. Ik vond dat opeens zo erg, dat een gastje van die leeftijd racisme al als een fact of life beschouwt. Ik heb daar nog vaak aan teruggedacht. Waar zijn we mee bezig als jongeren van 18 jaar racisme normaal vinden en aanvaarden?”
Ik heb zelf heel lang zo in het leven gestaan. Dat aanvaarden was een normale zaak geworden. Het is pas gekeerd toen ik zwanger was en besefte dat we een nieuwe generatie ‘aanvaarders’ op de wereld zetten.
“Mijn boodschap is zeker niet dat iedereen die discriminatie meemaakt daar tegen moet vechten, begrijp me niet verkeerd. Ik snap perfect dat je manieren zoekt om daarmee om te gaan. Mijn probleem zit ‘m erin dat jongeren een stad als Antwerpen vandaag nog steeds te maken hebben met discriminatie. Die jongen waarover ik het had, gaat ermee om door het te negeren. Maar niet iedereen kan dat, of wil dat. Ik vraag me ook af of het een gezonde manier is om met discriminatie en racisme om te gaan.”
Je spreekt over ‘mijn jongeren’. Voor mij is het duidelijk wat je daarmee bedoelt, maar licht nog eens snel toe wat jij doet als job?
“Mijn officiële functieomschrijving is cultuurwerker in JC Den Eglantier. Ik ben daar in 2014 aangenomen, omdat Formaat (de vzw die de jeugdhuiswerking runt, nvdr) vond dat het jeugdhuis niet voldeed aan een aantal vereisten. Het centrum ligt in het midden van Berchem Groenenhoek, in een eerder volkse wijk. Toch trok het jeugdhuis destijds vooral blanke middenklasse jongeren aan, tussen de twintig en dertig.
Het werd mijn missie de werking open te trekken naar het diverse publiek dat de wijk bevolkt en de leeftijd wat omlaag te krijgen. Dus begonnen we doelgericht met het omvormen van de programmatie en de raad van bestuur kleurrijker te maken. We zijn daar in geslaagd, zonder het “oude” op te geven. Je hebt er nu metalfeestjes en ksa-fuiven, maar ook hiphopshows en een tienerwerking. De vrijwilligers- en beleidsploeg heeft alle kleuren van de regenboog.”
Een van de redenen dat ik je begon te volgen op social media, is een berichte dat je postte over een voorval met je jongeren. Kan je dat nog eens toelichten?
“Ik was met een van mijn jongste groepen naar Bobbejaanland geweest. Ik had me al de hele dag geërgerd aan de reacties op onze aanwezigheid, maar probeerde gewoon blij te zijn en er een fijne dag voor de gasten van te maken. Op de terugweg moesten we een klein stukje de bus nemen. Ik was eerst opgestapt, en mijn jongeren volgden.
Ik vond het pijnlijk dat dit verhaal zoveel aandacht kreeg omdat ìk het postte. Racisme wordt pas echt als een blanke aanklaagt.
Opeens zei de buschauffeur heel geagiteerd dat iedereen zijn vervoersbewijs moest laten zien. Fair enough. Ik stelde mij voor als begeleider van de jongeren en zei dat we allemaal een abonnement hadden. Vervolgens blafte hij me toe dat hij wel wist ‘hoe die soort’ was. En niemand op de bus die iets zei. Ik werd zo kwaad van de manier waarop we benaderd werden. Het pijnlijkste moment was toen mijn allerjongste gastje niet meer op de bus durfde omdat hij dacht dat we iets verkeerd hadden gedaan. We zijn allemaal afgestapt. Ik heb aan de jongeren gevraagd wat ik moest doen: spel maken of niet? Ze wilden allemaal dat ik er iéts mee deed. Ik postte het verhaal op Facebook, en het werd massaal gedeeld. Dat was ergens positief, maar het gaf me ook een wrange nasmaak.”
Waarom?
“Ik kreeg zoveel berichtjes en schouderklopjes, maar ergens vond ik het heel pijnlijk dat dit ene verhaal zoveel aandacht kreeg omdat ìk het postte. Racisme wordt pas echt als een blanke het vaststelt en aanklaagt. Ik breng het naar buiten en opeens is het echt? Please! Ik las al tig zulke verhalen die niet door een blanke werden gedeeld, en daar werd nooit aandacht aan besteed.”
Ik denk dat de kans groot is dat jij een meer divers netwerk hebt dan ik. Ik ben opgegroeid tussen blanke mensen. Mijn ouders, mijn man, mijn beste vrienden en collega’s: 7 op de 10 mensen waar ik mee omga is een blanke Vlaming. Sommigen vragen aan mij hoe ze moeten omgaan met racisme. Heb jij een tip voor blanke mensen die actief iets aan racisme willen doen, maar niet per se elke keer op de barricaden willen staan?
“Moeilijke vraag. Eerst en vooral krijg ik vaak te maken met die typische stelling: ‘Ja, er is racisme, maar er is ook een probleem aan de kant van’. Ik krijg het daarvan soms op mijn heupen. Het is zo’n dooddoener waarmee je elke discussie kan afblokken. Tuurlijk is er overal en- en, maar maakt dat een probleem minder belangrijk? Ik vind het belangrijk gesprekken open en eerlijk te voeren, en ik wil ook niet ontkennen dat er issues zijn. Maar ik vind dat er al veel aandacht gaat naar de problemen bij allochtone jongeren, heel veel aandacht zelfs. Dus ik wil het liever over oplossingen hebben. De eerste stap op weg naar oplossingen, is volgens mij erkennen dat racisme en discriminatie bestaan. Erkennen dat discriminatie en racisme significante voedingsbodems zijn voor problemen bij allochtone jongeren.”
Erover praten is belangrijk. Ik merk zelf dat mensen met mij dit soort gesprekken soms niet meer durven aangaan, we hebben er zo’n beladen thema van gemaakt dat het moeilijk bespreekbaar is geworden.
“Ik krijg zelfs vaak de opmerking van mensen met andere origine dat ik het probleem groter maak dan het is, dat ik de dingen opblaas en het niet mijn strijd is.”
Jammer, want ik merk dat vaak de felste voorvechters van anti-racisme blanke mensen zijn die in een of ander stadium in hun leven close worden met iemand van andere origine, een partner, kind, beste vriend. Hoe reageer jij op die reacties?
“Ik probeer allereerst trouw te blijven aan mezelf en het onrecht dat ik voel te blijven aankaarten. Daarnaast zeg ik ook: het is niet omdat jij weerbaar bent, en wel voor jezelf zal opkomen, dat iedereen dat doet. Niet iedereen heeft dezelfde draagkracht of mondigheid. Dus als er iemand iets wordt aangedaan die niet mondig is, of misschien niet de mentale kracht heeft voor zichzelf op te komen, vind ik het onze verdomde plicht, blank, zwart, bruin, geel of groen, om een spreekbuis te zijn.
Ik vind dat er al veel aandacht gaat naar de problemen bij allochtone jongeren. Dus ik wil het liever over oplossingen hebben.
Zo probeer ik een spreekbuis te zijn voor mijn jongeren. Ik leer zelf ook nog constant bij over identiteitsontwikkeling. Onlangs zei een van hen iets dat het zo mooi samenvat: “Ik word constant gewezen op het feit dat Belgen mij geen Belg vinden, maar als ik daar dan op reageer krijg ik het verwijt dat ik me geen Belg voel”. Het is alsof ze niet kunnen winnen, deze jongeren. Als Belgische vrouw voel ik me daar haast verantwoordelijk voor. Ik druk hen constant op het hart: je bent Belg hoor, dat staat op je pas. En je mag je best meer Marokkaan of Turk of Berchemenaar of wereldburger voelen, maar laat niemand je wijsmaken dat je geen Belg bent.”
Tot slot: jij hebt diversiteit gebracht in je jeugdhuis, jij hebt een sleutel gevonden. Wat denk jij dat de oplossing is om racisme te bestrijden in Vlaanderen?
“Ik heb de deuren opengesmeten, niet meer en niet minder. Ik heb iedereen uitgenodigd, en ervoor gezorgd dat het bestuur divers was. Je moet de beslissingsmakers divers maken. De jeugdsector is in datzelfde bedje ziek: zoveel diverse medewerkers op straat en in jeugdhuizen, maar zo weinig op organisatieniveau. Werk daar de drempels weg, en je hebt diversiteit. Wat zorgt voor openheid en bruggen tussen gemeenschappen. Bruggenbouwers zijn zo nodig, bruggenbouwers zijn de toekomst. Ik zou dus kunnen zeggen dat het onderwijs zijn rol moet spelen, dat de arbeidsmarkt en woonmarkt mee moeten, dat er op politiek niveau veel moet veranderen. Maar laten we eerst en vooral in eigen boezem kijken. Laat het starten vanuit de straat. Ze zijn er zo klaar voor, die jongeren.”
Schrijf je reactie