Living la vida local

Wij gingen op citytour met een dakloze in Amsterdam

Living la vida local: wie wil er nog een toerist zijn?

Wij gingen op citytour met een dakloze in Amsterdam

Eindelijk, vakantie. Tijd voor hotels, all ins en rode toeristenbussen? Think again. Vandaag willen we in een woonwijk verblijven, eten en feesten met de locals en zelfs letterlijk in hun bed slapen. Ook redactrice Selma schrijft haar artikels liefst vanuit een hippe koffiebar in Berlijn, terwijl ze in een spotgoedkope Airbnb verblijft die eigenlijk toebehoort aan een onderbetaalde kunstenaar. In deze reeks onderzoekt ze samen met fotografe Sarah Van Looy hoe ons verlangen naar authenticiteit de reis van de een en het thuis van de ander verandert.

 

Daklozentoerisme is een ding. Dat wist ik ook niet, totdat ik een artikel las over daklozentours in Praag. De journalist in kwestie bracht 24 uur door met een dakloze en sliep in een opvangcentrum. Ik was een beetje geschokt en ook gefascineerd. Want is dit nu de ultieme vorm van living like a local, of goedkoop voyeurisme op de kap van kwetsbare mensen?

Fotografe Sarah en ik besluiten het uit te proberen. Met een voorwaarde: we willen geen bed innemen dat bedoeld is voor iemand die geen bed heeft. We gaan dus op zoek naar een korte rondleiding en vinden meerdere commerciële aanbieders in Amsterdam. Waaronder een bedrijf dat daklozentours aanbiedt in combinatie met een diner of proeverij, met de wervende boodschap: “Kunt u het zich voorstellen? Alles kwijtraken, op straat belanden en het echte straatleven beginnen? Tijdens deze tour komt u erachter hoe dit leventje werkelijk is!”. Hiervoor passen we.

We kiezen Amsterdam Underground, de enige non-profit die daklozentours in Amsterdam aanbiedt. Hun tourgidsen zijn ex-daklozen en de opbrengsten gaan naar opvangprojecten. Dat stelt gerust, maar het blijft vreemd aanvoelen om voor een paar uur – samen met een groep toeristen – in een leven te stappen dat ik nooit zou willen leiden. Tegelijkertijd is dit een kans om de stad op een heel andere manier te leren kennen en mijn comfortzone te verleggen. Want ik doe wel geld in hun papieren bekertjes, maar durf nooit te praten met daklozen.

“Zijn levensverhaal is zo nauw verweven met wat nu het toeristisch centrum van Amsterdam is, dat hij overal wel iets over kan vertellen.”

Op een zonnige zaterdag is het zover. Onze tour begint wat chaotisch; pas na een half uur wachten komen gidsen Sonja en Frank aan. Er is wat verwarring en Sonja telt drie keer de deelnemers. Terwijl de telling plaatsvindt, heb ik moeite om niet naar hun ingevallen wangen te staren. Decennia aan straatleven en harddrugs tekenen zich niet alleen af op hun gezichten, maar zorgen er ook voor dat eenvoudige handelingen zoals tellen moeilijk gaan.

Aanvankelijk zou Sonja de tour leiden, maar nu blijkt toch dat Frank de gids van de dag is. Nog voordat Sonja vertrokken is, begint Frank met zijn rondleiding, die absoluut niet gescript is. Dat hoeft ook niet, blijkt al snel. Zijn levensverhaal is zo nauw verweven met wat nu het toeristisch centrum van Amsterdam is, dat hij overal wel iets over kan vertellen. Hij steekt meteen van wal als er een oude man met lang haar in een rolstoel over het trottoir komt rollen. “Ik ken hem al veertig jaar, ongelofelijk dat die gast nog leeft. Hij is nog altijd dakloos. In de jaren zeventig begon ik drugs te gebruiken. In die tijden was coke champagne for the rich. En nu sta ik dus hier, daklozentours te geven.” Op deze manier – van de hak op de tak – ontvouwt het levensverhaal van Frank zich. Als journalist heb ik het er moeilijk mee: ik wil weten wat wanneer gebeurde, een chronologie vaststellen. Ik realiseer me al snel dat daar geen beginnen aan is. Omdat deze artikelreeks over onze zoektocht naar authenticiteit gaat, besluit ik de authenticiteit te bewaren en de onnavolgbare vertelstijl van Frank te behouden in mijn stuk. Sorry, beste lezer.

“Voor Frank begon alles met coke. Daarna volgden crack en toen heroïne, het klassieke traject.”

Deze feiten kennen we wel: Frank is nu 57 en heeft zo’n veertig jaar aan de harddrugs gezeten. Op zijn CV staan het uitbaten van een coffeeshop, werken in een illegaal casino en bolletjes slikken. Hij zag De Wallen veranderen van volksbuurt naar softdrugsparadijs. Hoewel, dat softe is relatief. “De joints die aan toeristen verkocht worden zijn vijf keer zwaarder dan in mijn tijd. Nu gaan toeristen heftig naar de shit in commerciële coffeeshops zoals de Grasshopper en de Bulldog, waar de locals niet komen omdat die joints te sterk zijn.”

De commerciële coffeeshops

Frank geeft een demonstratie calisthenics aan een bouwstelling

Voor Frank begon alles met coke. Daarna volgden crack en toen heroïne, het klassieke traject. Hij is nu clean, maar hoe dat precies gelukt is, wordt me niet duidelijk. Hij vertelt ons wel wat hem dezer dagen overeind houdt: calisthenics, een vorm van training waarbij je je eigen lichaamsgewicht inzet. “Calisthenics is mijn redding. Ik doe dat zes keer per week in het park.” Voor wie het niet gelooft, geeft hij een demonstratie aan een bouwstelling. Met zijn dunne armen trekt hij zich op en haalt halsbrekende toeren uit midden op straat. Ik houd mijn hart vast, maar het gaat goed.

“Drugs waren overal, zelfs de kappers verkochten aluminiumfolie en ammoniak.”

We wandelen een zijstraatje van De Wallen in. Waar we nu toeristen in outfits met wietprint tegenkomen, was dit ooit het terrein van zeelui die er prostituees en kroegen bezochten. “Toen mijn broer en ik in deze buurt opgroeiden, werd er enkel in de China Town drugs gebruikt. Ik had daarover gelezen in de strips van Kuifje en wilde als jongen heel graag die opiumrokende Chinezen in hun opiumkit zien. Begin jaren ’70 begonnen de Chinezen hun witte opium ook aan Nederlanders te verkopen. Die drugs, daarmee ging je straight to heaven. De Chinezen stapten uit de drugshandel nadat een handelaar werd vermoord in een ripdeal. Daarna namen de Turken, Irakezen, Iraniërs, Pakistanen, Surinamers en Afghanen het over. Toen ging het van kwaad naar erger.”

Zoals vaker zal gebeuren, onderbreekt Frank zijn relaas omdat hij iemand ziet die hij kent. “Oh, kijk! Dat is de burgemeester van de buurt, dat was vroeger een heel grote dealer, maar die gast is nu zelf verslaafd. Toen de georganiseerde misdaad voet aan de grond kreeg, werd dit 25 jaar lang de gevaarlijkste buurt van Europa, met duizenden junkies op straat. Veel van die mensen zijn nu dood. Drugs waren overal, zelfs de kappers verkochten aluminiumfolie en ammoniak.”

“Waar nu de toeristen rondwandelen, renden wij vroeger weg voor de politie.”

Niet alleen de drugshandel nam een vlucht, ook de prostitutie woekerde, vertelt Frank als we aanbelanden bij wat in de volksmond ‘de Hoerenbrug’ heet. Dit was waar verslaafde prostituees die te ver heen waren om achter de ramen te staan hun diensten aanboden. “Die vrouwen sliepen niet, gebruikten ontzettend veel harddrugs en werden langzaamaan gek. De situatie liep verder uit de hand toen in de jaren tachtig hiv opdook in de gay clubscene. Toen begon de overheid drugshuizen en hoerenhotels op te kopen en te sluiten. Er volgde een periode van camera’s, straatverboden, zero tolerance… Ik kwam terecht in de verslaafdenopvang. Wij junks maakten er een puinhoop van en kochten heroïne van onze uitkeringen, elke week nam wel iemand een overdosis.”

De ‘Hoerenbrug’

Raamprostituees

In de Lange Niezel, een van de smalle straatjes van de Wallen, houden we halt voor het bruine Café Wiener. “Dit café was er vijftig jaar geleden al, maar voor de rest is alles hier vervangen door zaken gericht op softdrugstoerisme. De bekendste coffeeshops hebben hun eigen fashion line, een bijbehorend hotel, ze verhuren zelfs fietsen. Waar nu de toeristen rondwandelen, renden wij vroeger weg voor de politie. We kenden al die agenten. Sommigen waren echt bastard cops die je klappen gaven, maar er was ook een vriendelijke agent die floot om je te waarschuwen als hij zag dat je iets deed wat niet helemaal legaal was. Dan stak je snel je crackpijp weg.”

“Een beetje crack doen is als een beetje zwanger zijn; dat bestaat niet.”

Er komen twee in het zwart geklede brede Surinaamse mannen langs, die Frank een handshake geven. “Ja ja, de dealers kennen me nog steeds! Kijk, zie je die camera daar? Dat was de eerste. Nu hangen er in deze buurt 98. Dat helpt, want de straatjes zijn te smal om vanaf de grond alles te kunnen observeren.” We komen bij een kerk, omringd door prostitutieramen. Only in Amsterdam, denk ik bij mezelf. Ook Frank heeft ervaring met sekswerk. “Op het hoogtepunt van mijn verslaving deed ik alles, inclusief prostitutie en seksfilms. Dat zuigt je ziel uit je. Toen wist ik dat ik moest stoppen met de drugs. Maar zonder sociaal vangnet is stoppen moeilijk. Het is bovendien alles of niets: een beetje crack doen is als een beetje zwanger zijn; dat bestaat niet. Ik was een zware gebruiker en ben zo hard naar de kloten gegaan, dat het voelt alsof dertig jaar van mijn leven in een dag voorbij zijn gegaan.”

Dat komt binnen, de groep valt stil. Ik probeer me in te beelden hoe het moet zijn om elke week je pijnlijkste herinneringen op te diepen voor een groepje onbekenden, die daarna weer terugkeren naar hun eigen leven. Ik weet niet of ik het zou kunnen.

Maar Frank gaat alweer verder en vertelt hoe het is om dakloos, onverzekerd en ziek te zijn. “Ik sliep met een dubbele longontsteking en hepatitis a, b en c op straat en was voor medische hulp van kerkelijke organisaties afhankelijk. Ik ben nu dun met mijn 80 kilo, maar destijds woog ik 45 kilo. Ik werd nageroepen en gepest. Als ik op een verborgen plek in het park probeerde te slapen, werd ik overgoten met whisky en in brand gestoken. Maar er waren ook lieve mensen die me kleren en koffie gaven, zelfs een pooier die me soms geld toestak en dan zei ‘Wel een broodje kopen he!’.”

Eenzaamheid is een thema dat telkens terugkomt in het verhaal van Frank. Solidariteit is een luxegoed op straat. “Langs de grachten zaten vroeger mensen te shooten met de jas over de arm. Je moest dan niet in slaap vallen, want zelfs je schoenen werden gestolen. Eerst dacht ik nog: ik zoek iemand die ook dakloos is en we zorgen voor elkaar, maar ik ontdekte dat vriendschap niet bestaat op straat. Er ontstaan snel conflicten, ik heb elk mogelijk bot gebroken. Ik heb een hekel aan vechten, maar je moet wel, want op straat geldt het recht van de sterkste.”

“Ik dacht vroeger: als je geen drugs meer gebruikt, komt alles goed. Maar het straatleven heeft me voorgoed veranderd.”

We zijn aanbeland aan het einde van de tour, waarbij Frank wat meer loslaat over hoe het hem vergaat nu hij niet langer dakloos is. “Niet lang nadat ik clean was kreeg ik blaaskanker. Ik was helemaal alleen en had veel pijn, werd depressief en kwam mijn bed niet meer uit. Vier maanden geleden had ik mijn laatste chemokuur, ik zou nu kankervrij moeten zijn.”

Een van de toeristen vraagt voorzichtig, maar vooral bezorgd, hoe het nu met hem gaat. Frank antwoordt onomwonden: “Ik dacht vroeger: als je geen drugs meer gebruikt, komt alles goed. Maar het straatleven heeft me voorgoed veranderd. Ik ben altijd op mijn hoede, vertrouw mensen niet, word niet graag aangeraakt. Op straat ken ik de codes en weet ik wanneer ik assertief moet zijn, in het gewone leven niet. Ik moet nu leren omgaan met rouw, eenzaamheid en andere gevoelens die niet van belang waren toen ik enkel bezig was met overleven. Eerlijk gezegd: ik had niet gedacht dat ik nog zou leven, en ik weet niet hoe ik moet leven. Ik heb geen vrienden, mensen zijn bang voor me. Toen mijn broer stierf waren er vijf mensen bij zijn begrafenis. Dat is de rekening die een drugsleven je presenteert.”

“Voor mij staat niet langer de junk van twee uur geleden, maar een mens.”

Wie een uitstapje met een happy end had verwacht, heeft pech. Dit is niet alleen een stadstour, maar ook een levensverhaal over verloren tijd, spijt, schaamte en vooral diepe eenzaamheid. Universele thema’s waar iedereen mee te dealen heeft, maar wie buiten de maatschappij valt des te harder. Het is gemakkelijk om snel voorbij te wandelen als je een dakloze op straat ziet of om met de vinger te wijzen omdat ze wel ‘foute keuzes gemaakt zullen hebben’, maar wanneer iemand als Frank zonder zichzelf te sparen in woorden vertelt wat de diepe groeven in zijn gezicht al verraden, kun je niet wegkijken. Voor mij staat niet langer de junk van twee uur geleden, maar een mens.

Waar ik eerst mijn twijfels had, besef ik nu dat dit project voormalige daklozen de kans geeft om een sociaal leven te leiden binnen de onmogelijke spagaat waarin ze zich bevinden. Frank wil niet meer terug naar het daklozenbestaan, maar vindt ook zijn weg niet in de maatschappij. Zijn werk als gids helpt hem om te balanceren tussen beiden. Ik hoop dat dit werk zijn eenzaamheid verlicht, als is het maar voor een paar uurtjes per week.

Daarmee eindigt onze tour. We nemen een groepsfoto, al vind ik het vreemd om een vrolijk souvenir van deze dag te maken. Daarvoor ben ik teveel aangedaan door wat ik gehoord heb. En ik weet dat ik nog vaak aan Frank zal denken, daar heb ik geen foto voor nodig. Ik ben niet de enige die na afloop niet meteen over kan gaan op de orde van de dag. De meeste deelnemers blijven napraten bij een drankje. Alleen de Amerikaanse toeriste in het gezelschap gaat er meteen vandoor – voor haar is dit een ervaring op bestelling, eentje van velen. Hierna volgt het seksmuseum. Next.

 

Gerard: “Ik ben nu 71 jaar oud en sinds 12 januari 1991 clean. Ik kende Frank van gezicht en was benieuwd naar zijn verhaal. Mijn verhaal is wat anders: ik werkte op de beurs en in een advocatenkantoor, daar snoof iedereen coke. Zo begonnen de problemen voor mij. Ik belandde op straat omdat ik geen uitkering aanvroeg en uit schaamte geen hulp durfde vragen. Ik vond dat Frank een goed beeld gaf van het straatleven. De terugkeer naar de maatschappij is moeilijk. Hoe ik het zelf aanpak? Ik doe vrijwilligerswerk op de soepbus en haal boeken uit de bibliotheek, een plek waar ik ook al veel kwam toen ik dakloos was.”

 

Priscella: “Mijn zoon en ik nemen deel aan deze tour omdat we de stad eens vanuit een ander perspectief wilden zien. Veel van wat Frank zegt herken ik, ik ben even oud als hij en woonde dertig jaar geleden ook in Amsterdam. Ik vind dat het toerisme en alles wat daarbij komt kijken de stad verloederd heeft. Het is een attractiepark geworden.” Florian: “Frank schaamde zich nergens voor en was heel open. Dat vond ik bijzonder. Je kent dingen uit films, maar hij heeft ze geleefd. Ik merk zelf dat de toch al hoge huurprijzen in Amsterdam steeds harder stijgen, dat er steeds meer Airbnb’s en smartshops bijkomen. Dat haalt de levenskwaliteit omlaag. Toch woon ik hier heel graag, geen enkele stad die zo bruist als Amsterdam.”

 

Volgende keer: wat gebeurt er met een wijk als de huurprijzen verdubbelen en Airbnb’s als paddestoelen uit de grond schieten?

Foto’s: Sarah Van Looy

Dit artikel kwam tot stand met steun van een projectsubsidie Mediabeleid van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Afdeling Cultuur en Media.

 

 

Schrijf je reactie

1 reactie
  • Marianne van Dam says:

    Wat fijn om te lezen dat het relatief goed met je gaat Frank. Regelmatig denk ik hoe zou het toch met Frank gaan? Ik hoop je snel een keer op de wallen tegen te komen voor een praatje. Groet Marianne ldh

Selma Franssen is freelance journalist en auteur van 'Vriendschap in tijden van eenzaamheid' (uitgeverij Houtekiet, 2019). Haar werk verscheen onder meer bij Charlie Magazine, OneWorld, De Morgen, De Standaard, The New Statesman, VPRO en Vice. Ze volgde het postgraduaat Internationale Onderzoeksjournalistiek, ontving een beurs van het Fonds Pascal Decroos voor haar werk en presenteert journalistieke lezingenreeks 'Moeilijke Dingen Makkelijk Uitgelegd'.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen