We voelen ons allemaal wel eens aangetrokken tot een collega, vriend of kennis – ook als we al een relatie hebben. Toch houden we ons meestal strikt aan één seksuele partner. Dat doen we zo omdat we vermoeden dat andere relatievormen niet kunnen werken. Maar klopt dat wel?
In De Morgen stelde relatietherapeute en -bemiddelaar Rika Ponnet gisteren dat alternatieve relatievormen ons niet per se gelukkiger maken. Volgens Ponnet kunnen niet-monogame relatievormen ‘voor een kleine groep werken, maar een intieme en exclusieve band blijft biologisch gezien belangrijk. Een extra partner kan erg ontwrichtend zijn voor die intimiteit: er komt een breuk in het vertrouwen en het veiligheidsgevoel wordt geschonden, wat vaak ontaardt in een staat van angst, alertheid en jaloezie. Het is dus zeker niet dé oplossing voor relationele problemen zoals overspel.’
“Hoewel we non-monogame relaties vaak stigmatiseren als ‘ongezond’, is er geen bewijs dat dit ook daadwerkelijk zo is.”
Het onderhouden van intieme relaties is biologisch gezien natuurlijk voor iedereen van belang, maar er is geen reden waarom die relatie exclusief hoeft te zijn. Uit onderzoek gepubliceerd in The Journal of Sex Research blijkt namelijk dat de relationele kwaliteit en stabiliteit vergelijkbaar is bij niet-monogame en monogame relaties. Ook voor het psychologisch welzijn van de partners, de mate waarin de partners kampen met jaloezie en de seksuele tevredenheid geldt dat er weinig verschillen zijn. Hoewel we non-monogame relaties vaak stigmatiseren als ‘ongezond’, is er dus geen bewijs dat dit ook daadwerkelijk zo is.
Vaak veronderstellen we ook dat mensen in een niet-monogame relatie meer risico’s lopen op SOA’s omdat ze gemiddeld gezien meer seksuele partners hebben. Toch is dat niet zo. Mensen in niet-monogame relaties vrijen vaker veilig dan mensen die overspelig zijn in monogame relaties. Dat komt omdat ze meer afspraken maken met hun partners over wat er wel en niet is toegestaan, inclusief veilige of niet veilige seks.
Werken monogame relaties?
Naast het stellen van de vraag of niet-monogame relatievormen werken, kunnen we de vraag ook eens omkeren: in welke mate werken monogame relaties? Uit ons monogamie-onderzoek bleek dat eén op de vier Vlamingen al eens seks had met een derde in een relatie (bij de respondenten van Charlie en Het Nieuwsblad is dat 1 op de 2). Daarvan heeft 60% het (nog steeds) niet aan de partner verteld. Veel monogame relaties zijn dus niet écht monogaam. Bovendien strandt eén op de drie huwelijksrelaties en gaat ongeveer 50% van de samenlevende koppels uit elkaar. Monogame relaties maken ons dus ook niet per se gelukkiger. Bovendien brengt het ons in de war: zes op de tien Nederlandse jongeren stellen zich vandaag vragen bij de zin en onzin van monogamie.
Wat doet relaties écht werken?
Wat relaties écht doet werken, hangt niet zozeer af van het type van relatie, maar wel van de verenigbaarheid tussen bepaalde persoonlijkheidskenmerken en je relatievorm. Uit onderzoek blijkt dat drie verschillende eigenschappen je mate van geluk in een bepaalde relatievorm kunnen beïnvloeden.
Een eerste kan je omschrijven als je relationeel kompas. Indien je je sterk emotioneel verbonden met een partner moet voelen voor je het bed deelt, is de kans groter dat je baat hebt bij een monogame relatie. Indien je seks makkelijker kan loskoppelen van de grote emoties, kan het goed zijn dat je het fijner zal vinden om verschillende seksuele relaties op hetzelfde moment te onderhouden.
Omdat er veel maatschappelijke druk bestaat om de prins(es) op het witte paard te vinden en we er ten onrechte van uitgaan dat monogamie natuurlijk of superieur is ten opzichte van andere relatievormen, gebeurt het vaak dat mensen met een breder relationeel kompas een monogame relatie aangaan. Zij zijn vaak minder gelukkig in monogame relaties en meestal gelukkiger in een niet-monogame relatie.
“Veilig gehechte personen durven zich aan een ander te binden, zonder bang te zijn om verlaten te worden of zichzelf te verliezen.”
Naast je relationeel kompas, speelt je hechtingsstijl ook een rol. Wie veilig gehecht is, kan goed inschatten wie goed bij hem of haar past. Uit onderzoek bij lesbiennes en homo’s bleek dat mensen die veilig gehecht waren, evenveel kans maken om gelukkig te zijn in monogame als niet-monogame relaties. Veilig gehechte personen durven zich aan een ander te binden, zonder bang te zijn om verlaten te worden of zichzelf te verliezen. Ongeveer 50% van de volwassenen is min of meer veilig gehecht.
Als je in relaties echter veel bevestiging en troost zoekt en je je vaak zorgen maakt dat je partner je zou verlaten, kan het goed zijn dat je onveilig gehecht bent. Een onveilige hechting ontstaat vaak bij mensen die in hun verleden weinig bevestiging hebben ontvangen. Zij maken meer kans om ongelukkig te zijn in monogame relaties én niet-monogame relaties. Open relaties leiden dan vaker tot gevoelens van angst, jaloezie en verdriet, maar deze gevoelens zijn bij onveilig gehechte personen ook vaak aanwezig in monogame relaties.
Tenslotte maken zij die veel belang hechten aan seksuele spanning, vernieuwing en variatie, meer kans om gelukkiger te zijn in een open relatie dan in een monogame relatie.
Emanciperen in je relatie
Of we gelukkig kunnen zijn in een relatie, hangt dus niet zozeer af van het type van de relatie, maar wél van de compatibiliteit tussen onze persoonlijkheidskenmerken en ons relatietype. Het probleem is dat we al te vaak niet overwegen om een bewuste keuze te maken welk type relatie bij ons past. Het gaat er dus om dat we bewust leren omspringen met onze relatiekeuzes. Sommigen onder ons zijn beter af met een monogame relatie, terwijl anderen beter af zijn met een niet-monogame relatie. Ga dus op zoek naar wat het beste past bij jouw persoonlijkheid en karakter. Alternatieve relatievormen kunnen ons gelukkig maken indien de relatie die je verkiest in lijn ligt met je persoonlijkheidskenmerken. Dat is net zo bij monogamie. Of je nu voor monogamie of voor een andere relatievorm kiest, zorg dat je bewust kiest.
5 reacties
Het stukje zoals het in De Morgen verscheen, gaf niet echt mijn woorden en discours weer. Dat heb je met quotes. Ik vrees dat ik een beetje moest dienen als ‘tegenwind’ voor de heel roos gekleurde lofzang op polyamorie elders in het stuk. Ik volg je kritiek dus in die zin dat ik er wel van overtuigd ben dat open relaties kunnen werken, dat bewijst het bestaan er gewoon van, en dit onvoldoende tot uiting kwam in het stuk. Ik gaf trouwens aan dat het toch altijd opnieuw gaat over de zoektocht naar het evenwicht bij jezelf en binnen een koppel naar vrijheid, zelfontplooiing enerzijds en verbondenheid, zekerheid anderzijds. De relatievorm kiezen die bij je past, is dan ook de boodschap. Vanuit mijn ervaring is dat voor de meesten de(seriële) monogamie, wat geen afbreuk doet aan al de andere keuzes, een pleidooi dat ik trouwens op elke lezing die ik doe, houd.
Ik ga in alles wat ik zeg ook nooit uit van mijn eigen functioneren, na 23 jaar zou dat toch een beetje spijtig zijn, maar wel van al de verhalen die ik ondertussen hoorde. Ik merk ook dat in open relaties, net zoals in monogame relaties, er altijd sprake is van een evenwicht. Zolang dat evenwicht goed zit, de balans mooi heen en weer gaat, beide partners elkaar in balans houden binnen en buiten hun relatie, stelt er zich geen probleem en ervaren mensen zo een relatie als heel bevredigend en hun relationeel leven als spannend. Is dat evenwicht verstoord, kan een van hen niet meer ten volle zijn vrijheid beleven en er de vruchten van plukken (de ene ziek en hulpbehoevend en de andere niet, de ene met pensioen, de andere niet, een die een heel intieme band ontwikkelt met een andere, de ene succesvoller dan de andere…), dan zie je ineens de duivel die jaloersheid is de kop opsteken, sterker dan binnen een monogaam verband. Ook binnen zo een relaties kan ik dat alleen maar zien als het verdwijnen van een gevoel van veiligheid. Het machtsevenwicht is verstoord waardoor diegene die zich het kwetsbaarst voelt, ook jaloerser zal zijn of zich anders zal gedragen. Elders las ik onlangs dat je die gevoelens van jaloersheid als te overstijgen moet beschouwen. Nog nooit ervaren in mijn praktijk dat dat een goede tip is. Emoties zijn wat ze zijn, niet fout niet goed. Ze hebben altijd een logica en die zoeken en vinden, zorgt ervoor dat je jezelf en anderen, je relatie(s) veel beter begrijpt. Angst, wat onder elke jaloezie zit, is een overlevingsemotie, de kern van wie we zijn, dat wegplaatsen als kinderlijk of te overstijgen is onszelf als soort, sociale wezens die intieme banden met anderen nodig hebben om te overleven, niet kennen of erkennen. Verder snap ik niet zo goed de link naar het aantal spaak lopende relaties, overspel….Een echtscheiding waarbij een van de partners een andere relatie heeft, zonder dat dit afgesproken was door het basiskoppel, heeft volgens mij niets met open relaties te maken. Voor alle duidelijkheid: de allergrootste meerderheid die ik hoor en begeleid zou ook nooit die keuze maken bij aanvang, om te gaan voor een open relatie. Is er nadien sprake van overspel, dan is dat, los van alle moraliseer, een breuk van vertrouwen tussen twee mensen, want de gemaakte afspraak was anders. Vandaar ook de pijn en het lijden. Weinigen die zelf de stap naar een ‘tweede’ relatie zetten, willen dat ‘dubbelleven’ trouwens bestendigen. Binnen die nieuwe relatie is er heel vaak opnieuw een verlangen naar exclusiviteit. Bovendien zeggen echtscheidingen en relatiebreuken niets over het al of niet monogaam zijn van die relaties. Heel wat onder hen zijn serieel monogaam, maar monogaam binnen hun relatie. En inderdaad, veel gehuwde en samenlevende stellen zijn ‘niet meer’-monogaam, eenzijdig gewild of gekozen en na verloop soms door beiden zo ingevuld, vaak gewoon te ondergaan of als compromis omdat uit elkaar gaan geen optie is. Ook dat beschouw ik niet als een open relatie. Ik vond dat ook een beetje de zwakte van het stuk in de Morgen: de definitie van de open relatie, van polyamorie ook. Voor mij is dat nog altijd dat volwassenen in totale openheid en met groot wederzijds respect afspraken maken over hun relaties en die afspraken honoreren. Al de rest heeft daar alvast niets mee te maken.
Dag Wim,
We leven in een tijd waarin het aantal singles toeneemt, we zijn veeleisender geworden voor onze partner en onze relatie(s).
Uit het monogamie-onderzoek blijkt dat 1/4 zogezegd seks heeft gehad met ’n ander tijdens de relatie. Maar wat is dat, ‘seks’? Penetratie? Of verstaan we onder ‘seks’ ook louter kussen (zoals in het StuBru/Volt onderzoek over seks op de festivals een tijdje terug)? En ’tijdens de relatie’ wat betekend dat? Als je tijdens de flirt-fase nog uit meerdere vaatjes tapte, maar het wel al duidelijk was wie je volgende vaste partner ging worden, valt dat daar dan onder?
Het betekent overigens nog altijd dat 3/4 wel braaf trouw is en dat ong 1/4 (27,7%) monogaam is omdat ze dat belangrijk vinden of geen behoefte hebben aan iets anders. Het leeuwendeel doet ‘het uit principe niet’, maar wat zit er achter dat ‘principe’? In de enquête is dit wat ik noem een ‘vergaarbak-antwoord’, je weet nooit wat er echt achter zit. Overigens, niet vergeten dat ‘principieel zijn’ voor sommigen het ego streelt.
Stellen dat “Veel monogame relaties zijn dus niet écht monogaam.” is dan wel juist, maar het is ook een beetje framing. Immers, de overgrote meerderheid van de monogame relaties is nog steeds braafjes monogaam.
Als we dan toch even kijken naar waarom die monogame relatie soms misloopt zeg jij in een ander Charlie-artikel: “Ontrouw komt vaak voort uit een honger naar nieuwsgierigheid, spanning en het toelaten van egoïstische verlangens, net die zaken die er in een monogame relatie weleens kunnen bij inschieten.” – en net dat brengt ons weer terug in het klassieke-Rika parcours waarin de oorzaak van de faling in essentie ligt aan een gebrek van verbondenheid.
En dat gebrek komt er heus niet omdat een van de twee zogezegd ‘basale verlangens’ heeft. (Komaan zeg, wat infantiel. Straks is het nog gelegitimeerd om je te beroepen op je instinct, of nog beter: de wet van de sterkste. “Maar ik heb nou eenmaal spieren gekregen, geen hersens.”)
De kritiek in dit artikel op Rika is dan wel correct, maar daarmee is zeker nog geen lans gebroken voor niet-exclusieve relaties. Want wie het goed leest, kan niet anders dan concluderen dat degenen die de grootste problemen hebben met relaties – de onveilig gehechten, die met de basale verlangens op kop – nèt meer gebaat zijn bij exclusiviteit. (Ironie) De veilig gehechten doen het immers goed, ongeacht de relatievorm.
Neemt niet weg dat je een punt hebt als je zegt dat we in onze huidige cultuur praktisch nooit bewust kiezen voor een relatievorm.
Alleen, ik zie niet goed in hoe je die keuzevrijheid in de huidige context zou doen werken. Ondanks alle datingapps en ander moderne middelen (die het leven zogezegd gemakkelijker maken), wordt de zoektocht er niet eenvoudiger op. En jij zou daar nu nog een criterium voor potentiële partners aan willen toevoegen? Informeer je dan maar gelijk op date n°2 of hij/zij open staat voor niet-monogame relatievorm(en)? En dewelke mag het zijn dan? Polygamie, polyamorie, of nog iets anders?
De veelheid aan nieuwe woordenschat (o.a. barrel, scharrel, twarrel, kwarrel, prela,..) duidt dat onze behoefte naar duidelijkheid toeneemt terwijl de realiteit net de onduidelijke kant op gaat. En dat is slechts om het aan te leggen met één partner, hoe ga je dat doen met meerdere mensen in het bad?
Meer keuzevrijheid maakt ons niet noodzakelijk gelukkiger…
Dat het evenwel moet kunnen (aanvaard worden) staat buiten discussie, maar het lijkt me zoals Rika zegt, eerder weggelegd voor een kleine minderheid.
Groet,
Rob
PS: er staat ook een foutje in de conclusie: “Of we gelukkig kunnen zijn in een relatie, hangt dus niet zozeer af van het type van de relatie, maar wél van de compatibiliteit tussen onze persoonlijkheidskenmerken en ons relatietype.”
Een van de twee moet iets anders zijn dan type, anders is het wel heel raar, neen? En kan je misschien even verduidelijken wat het verschil is tussen relatietype en relatievorm? Dat is me niet helemaal duidelijk.
Ik heb enkel relatievorm gebruikt om het verschil te duiden tussen klassiek monogaam en ‘al de rest’.
Goed zo Wim! Ik las het artikel van Rika gisteren en voelde ook wat wrevel. Zelf werkende als relatietherapeute merk ik hoe moeilijk het soms is om het onderscheid te maken tussen wat goed werkt voor jezelf in relaties, waar je zelf in gelooft, en wat een ander past. Affaires en/of open relaties zeggen op zich niks over de kwaliteit van je (monogame) relatie, maar wie en hoe we zijn in onze (seksuele) relaties, kan wel veel info geven over het intra en -interpersoonlijke. Bewust worden van wie je bent, hoe je bent geworden wie je bent om zo bewuster te kunnen kiezen. Mooi!
Bedankt Cinthe!
Wat de neurowetenschap je kan leren.
‘En vasopressine schept een band met elke vrouw waarmee ze seks hebben. Zo riskeren deze mannen het om de ontwikkeling te beschadigen van een gezonde, aangeboren mogelijkheid om een langdurende emotionele verbinding met een vrouw aan te gaan, die het gevolg is van seks met dezelfde persoon. Dit heeft te maken met de eerder ontdekte kneedbaarheid van het brein. Omdat het brein zo kneedbaar is, wordt het wisselende seksuele gedrag als normaal beschouwd. De kracht van de relatieband is eraf als deze mannen een langdurige relatie willen aangaan. Vergelijk het maar met plakband. Dat moet kleven. als je na verschillende seksuele contacten niet meer in staat bent tot binding in een relatie, kun je dat zien als plakband dat z’n kleefkracht heeft verloren nadat het verschillende keren is vast- en losgemaakt.’
Conclusie, je levenslange binding verliest zijn kracht.
https://www.bezorgdeouders.be/2018/08/31/aanraking-doet-iets-met-je-brein-wat-de-neurowetenschap-je-kan-leren-over-de-liefde/