Of ik even naar mijn vroegere kamer kan lopen, vraagt mijn moeder. Ze heeft een doos nylonkousen nodig die daar staat. Ik gehoorzaam, ben al onderweg. Al weken is ze bezig met een grote opruimactie en dat is zichtbaar. In de gang, op de treden en op de overloop staan zakken en dozen, netjes gelabeld. Alles moet weg. Het achterliggende plan is me niet helemaal duidelijk. Misschien wil ze graag eens een rondrad draaien in de vroegere kinderkamer.
“Niks is er van over. De vloer lijkt drie keer zo groot nu de meubels weg zijn.”
Ik duw de deur van mijn meisjeskamer open. Ooit het grote toevluchtsoord, de plek waar tegenslagen geen bereik hadden, waar ik voor elk groot verdriet een nummer in mijn cd-collectie had staan. Niks is er van over. De vloer lijkt drie keer zo groot nu de meubels weg zijn. Ook de schuine wand van mijn zolderkamer is leeg. Geen poster meer van de drijvende Ophelia, geen foto’s van Sarah Moon, niet dat ene overgeschreven zinnetje uit dat ene boek van Ray Loriga.
Tegen de muur geschoven staat nog één doos. Nylonkousen staat erop geschreven.
Je zou je maar vergissen en denken dat je hele jeugd erin zat.
Mijn moeder heeft me niet gewaarschuwd voor deze leegte, voor de rafelige randjes van haar opruimwoede. Ik vraag me af of het sentimenteel is of een goeie wetenschapsvraag, maar waar is het allemaal naartoe? Misschien tussen de brede spleet achter het bed gevallen, daar waar vroeger hele fortuinen kleingeld in verdwenen.
“Dat je zin had. Maar nooit in wat de pot schafte. Nooit in wat de leraar aardrijkskunde zei.”
Ik ga even liggen op de plek waar vroeger dat bed stond. Onder het dakraam. Onder de donkergrijze lucht. En op korte tijd komen ze allemaal weer voorbij, al die ledige ochtenden. De wekker die al drie keer was afgegaan. De nota in je agenda waar nog geen handtekening onder stond. De kleren van de dag ervoor. De steenweg naar school. Je fietslicht dat het nooit deed. Je turnzak vergeten. Het streepje naast je naam. Dat je zin had. Maar nooit in wat de pot schafte. Nooit in wat de leraar aardrijkskunde zei. Alleen seksuele voorlichting was leuk, maar dat stond niet op punten. De plassen op de speelplaats. De lege fietsenstalling na de strafstudie. De bordenwissers die werden uitgeklopt op het muurtje naast de refter.
Beneden aan de trap roept mijn moeder mijn naam.
En net als vroeger laat ik haar drie keer roepen voor ik reageer.
Met een hele lange ja.
Ze vraagt waar ik ben.
Hier!, roep ik.
Ze wil weten waar ik blijf.
Maar daar heb ik zo meteen geen antwoord op.
Blijven is een raar woord.
Ik kom!, roep ik in de plaats.
Net zoals ik dat vroeger deed,
toen het eten klaar was.
Schrijf je reactie