In de reeks ‘Women To Watch’ praten we met leading ladies van wie we iets kunnen leren. Dit keer: voormalig afdelingshoofd Reproductieve Geneeskunde Petra De Sutter die nu volop gaat voor haar carrière als Europarlementariër voor Groen. Foto’s: Sarah Van Evercooren
Ik ontmoet Petra de Sutter vijf dagen na de verkiezingen, in het UZ Gent waar ze afdelingshoofd Reproductieve Geneeskunde is. Of moet ik zeggen was, want vanaf deze week zegt Petra de Sutter haar job als afdelingshoofd vaarwel en gaat ze voltijds de politiek in. Met meer dan 100.000 voorkeurstemmen zal ze het enige zitje voor Groen in het Europees Parlement bezetten. Een job die ze met heel veel dankbaarheid aanneemt. Ik praat met haar over hoe je leiding kan geven zonder te verharden en waarom er meer nood is aan emotionele intelligentie in de politiek.
Hoe heb je de voorbije weken de verkiezingen beleefd?
“In één woord: intens. Het werkritme lag erg hoog. Maar ik ben dan ook geen lijsttrekker geworden om in de zetel te gaan zitten. In totaal heb ik 55 debatten gedaan. Ik maak er een punt van om mijn dossiers altijd goed voor te bereiden. Er waren weken waarin ik drie debatten per dag had en elke dag om vier uur ’s nachts opstond om me in te lezen. Nieuwe kennis opdoen, vind ik één van de leuke aspecten van mijn job. Ik heb bijvoorbeeld geleerd over cybersecurity en wat de EU daarover te vertellen heeft, dat vond ik verrijkend.
Samen met lokale groepen ben ik tijdens de campagne heel Vlaanderen rondgetrokken. Door huis-aan-huisbezoeken te doen, is mijn wereld opengegaan. Ik hoorde met welke problemen de mensen in de straat bezig zijn, terwijl ik hier toch een beetje in mijn ivoren toren zat. Dat is wat mij naar de politiek getrokken heeft.”
Hoe waren de emoties zondag na de verkiezingsuitslag?
“Ook heel intens. Het was een enorm ontgoochelend dat we geen tweede zetel hebben gehaald in het Europees Parlement. Het scheelde slechts 0,35 procent van de stemmen. Nog pijnlijker was beseffen aan wie we de zetel zijn verloren (Groen verloor haar zetel aan Vlaams Belang dat drie zetels in het Europees Parlement haalde, red.). Op het partijbestuur zijn de gevoelens verdeeld. Sommige mensen zijn blij dat ze verkozen zijn, anderen zijn niet herkozen. Er zijn gekwetste mensen die allemaal nazorg nodig hebben.”
Kan je verklaren waarom de groene golf in Vlaanderen een beetje uitbleef, terwijl die in Europa wel zichtbaar was?
“We zitten in een heel specifieke situatie in Vlaanderen. Mijn mening is dat de retoriek van de N-VA het Vlaams Belang groter en salonfähig heeft gemaakt. Vandaag worden er dingen gezegd waarvoor je tien jaar geleden een klacht aan je been had. Nu is het normaal om dat soort taalgebruik te gebruiken.
Bovendien was Groen publieke vijand nummer één. Dat heeft ons stemmen gekost. We zijn er niet in geslaagd om ons daar efficiënt te verdedigen. We hebben ons in het nauw laten drijven, ten onrechte, want onze plannen zijn goed. Typisch voor Groen is dat wij genuanceerde standpunten hebben die zelden zwart-wit zijn. En in een campagne moet je helder communiceren, want de meeste mensen hebben geen tijd om alles tot in de kleinste details uit te pluizen. Dat is een beetje zelfkritiek, anderzijds is dit hoe we zijn. Moeten we dan veranderen en zwart-wit beginnen communiceren? Dat denk ik niet.
“Moeten we dan de strategie van de andere partijen overnemen en anderen aanvallen?”
Dingen zijn uit hun context gelicht en uitvergroot, zoals de salariswagens en de wijn- en boekentaks, en wij waren daar niet op voorbereid. Moeten we dan de strategie van de andere partijen overnemen en andere partijen aanvallen in plaats van onze eigen thema’s naar voren schuiven? Ik denk dat we fier moeten zijn en overtuigd van ons eigen verhaal. We gaan overal vooruit, maar gewoon minder dan gehoopt. En in andere landen zien we dat het verhaal van Groen wél werkt.”
Op menselijk vlak is politiek ook een harde stiel. Je moet klaar zijn om een aanval te incasseren en ruwe taal wordt niet geschuwd. Hoe hou je dat vol?
“Ik probeer niet in de val te trappen om zelf te verharden naar anderen toe, al ben ik de voorbije jaren al wel wat verhard. Ik ben in de Raad van Europa een aantal keer persoonlijk aangevallen. Ik had een rapport rond draagmoederschap en ik probeerde daarin de nuance te vinden. Dat is me zuur opgebroken. Want de mensen die honderd procent voor waren, duwden me in het kamp van de tegenpartij. En de mensen die honderd procent tegen waren, beschouwden me als voor.
Ook op sociale media ben ik in mijn eerste jaar als politica persoonlijk aangevallen op de meest lelijke manieren. De details bespaar ik je. Toen dacht ik even: waarom doe ik dit? Ik had een rustig leven en was als expert zeer gerespecteerd in mijn vakgebied. Wat bezielde er mij in hemelsnaam om in de politiek te stappen? Maar toen zeiden mensen in mijn omgeving me: als jij het niet doet, wie dan wel? Want wat ik doe is nodig. Ik moet de strijd voortzetten om de vrijheden die we verworven hebben te verdedigen.”
Is dat vanuit een plichtsbewustzijn?
“Ik ben opgegroeid met het idee dat je je talenten optimaal moet gebruiken. Als je in staat bent tot grote dingen, dan moet je die dingen doen. Is dat raar?”
“Ik ben in een ver verleden zwaar depressief geweest. Dan doe je je ogen open en denk je: shit, weer een nieuwe dag.”
Nee. Maar je moet wel elke keer opnieuw de moed en energie vinden.
“Dat is waar en dat lukt niet altijd. Ik ben in een ver verleden zwaar depressief geweest en dan ben je tot niets in staat. Dan doe je je ogen open en denk je: shit, weer een nieuwe dag. Ik ben er uiteindelijk uitgeraakt, daar put ik vandaag nog energie uit. Op dit moment in mijn leven heb ik zeer veel energie. Niet om in mijn moestuin te werken, maar om de wereld te verbeteren.”
Hoe combineerde je de vorige vijf jaar je twee verschillende jobs?
“Tot voor kort combineerde ik mijn job als afdelingshoofd van de dienst gynaecologie op het UZ Gent met mijn job in de politiek. Eerst waren dat twee halve dagen per week, maar dat werden er al gauw meer. Tot ik op een gegeven moment twee jobs van tachtig procent combineerde. Dat betekende elke avond en elk weekend doorwerken. Aan dat tempo kon ik niet langer verder. Dus vanaf deze week geef ik mijn job als afdelingshoofd op en ga ik helemaal voor het Europees Parlement. Ik zou wel graag enkele consultaties blijven doen met patiënten, een halve dag per week of zo.”
Waarom wil je dat blijven doen? Helpt het menselijk contact jou als politicus?
“Ik dacht vroeger dat politiek en mijn academisch, klinisch werk twee compleet verschillende dingen waren die niks met elkaar te maken hebben. Dat is voor een stuk zo, maar voor een stuk ook niet. Ik heb gezien dat mijn academisch en klinische achtergrond een goeie basis is om aan politiek te doen. Ik neem die bagage mee, en kan dus met heel wat autoriteit over bijvoorbeeld gezondheid praten, of over wetenschap en bio-ethische thema’s. Dat geeft me een voordeel.
De managementervaring heb ik ook kunnen gebruiken in de politiek. Ik was elf jaar afdelingshoofd, ik deed personeelsbeleid, maakte de begroting, volgde klachten op, organiseerde allerlei vergaderingen. Ook in de politiek moet je met mensen werken binnen en buiten je partij en je moet je team aansturen. En dan heb je natuurlijk ook de patiëntencontacten. In mijn vakgebied is er een stuk techniciteit nodig in je job. Maar er is ook een groot stuk emotionele intelligentie die je opbouwt en die perfect toepasbaar is als je moet gaan onderhandelen over partijen heen in de politiek. Je moet jezelf in de plaats van iemand anders stellen en niet vertrekken vanuit je eigen gelijk.
“Er is een groot stuk emotionele intelligentie die je opbouwt als arts en die perfect toepasbaar is in de politiek.”
Wanneer ik op Twitter aangevallen wordt, vraag ik soms of die persoon met mij een koffietje wil gaan drinken. Met trollen ga ik niet in discussie, daar kan je niet mee praten. Maar af en toe bots je op iemand die oprecht van mening verschilt en argumenten aanhaalt om met jou in debat te gaan. Dat heeft me al heel interessante ontmoetingen opgeleverd.
Door te proberen begrijpen wat mensen meemaken, kan ik beter begrijpen in welke politieke omgeving we bezig zijn. Ik heb dat geleerd door met mijn patiënten te werken. Wat doe je bijvoorbeeld als een patiënt begint te huilen tijdens een consultatie? En wat is de oorzaak van haar emotionele reactie? Dat aspect van mijn job als gynaecoloog is in de politiek even cruciaal. Nu ja, dat is in alle functies eigenlijk zo. Dat is wat ons mensen maakt, en het verschil tussen falen en succes.”
Als je terugkijkt op wat je allemaal verwezenlijkt hebt, waar ben je dan het meest fier op?
“Daar was ik niet op voorbereid, op die vraag. (lacht) Ik denk dat ik de afdeling hier tien jaar lang heb uitgebouwd met veel belang voor patient centeredness. Veel ziekenhuizen zijn fabrieken geworden waar er nauwelijks tijd is om met mensen te praten, laat staan voor de emoties. Dat hebben we hier altijd bovenaan op de agenda gezet en daar ben ik fier op. Mijn onderzoekscarrière is een erfenis die ik achterlaat aan een twaalftal jonge onderzoekers, daar ben ik ook fier op. Qua politiek, is het nog te vroeg om te zeggen dat ik bergen heb verzet. Niemand is onmisbaar. Als je weggaat uit de publieke sfeer, weet niemand na zes maanden nog wie je was. Ik besef heel goed hoe relatief heel dat BV-gedoe –als ik het zo mag noemen- is.”
“Veel ziekenhuizen zijn fabrieken geworden waar er nauwelijks tijd is om met mensen te praten.”
Zijn er dingen waar je spijt van hebt?
(Denkt na) “Spijt dat ik niet veel eerder de moed heb gehad om de beslissing te nemen die zich opdrong. Dat ik ze niet wilde zien, dat ik mijn hoofd in het zand stopte. En dat ik daar mensen in heb meegesleurd. Had dat anders gekund? Wellicht wel. Maar ik blijf er niet in vasthangen. De tijden waren ook anders. Ik had geen informatie, ik begreep er zelf niks van. Maar daar heb ik wel spijt van. Dan maak je fouten en maak je andere mensen ook ongelukkig.
Een laatste vraag: wat raad je jonge vrouwen aan die aan hun carrière beginnen of in de politiek stappen?
“Geloof in jezelf. Als mannen dat kunnen, kan jij dat evengoed. Een mannelijke student komt mijn bureau binnen en zegt: professor, ik wil doctoreren. Dezelfde goeie vrouwelijke student moet je zelf gaan scouten. Hoe komt dat? Conditionering, denk ik. En vrouwen maken zich vaker zorgen over hoe ze hun carrière gaan combineren met hun gezin. Maar dan moeten wij daar als maatschappij oplossingen voor bedenken, vind ik. Een man twijfelt veel minder aan zijn competenties, terwijl veel competentere vrouwen daar wel aan twijfelen. Geloof dus in jezelf en je niet laten afschrikken door wat andere vertellen.
“Een mannelijke student zegt: “Ik wil doctoreren.” Dezelfde goeie vrouwelijke student moet je zelf gaan scouten.”
Tweede advies: zoek jezelf een mentor. Voor mij was Marleen Temmerman een groot voorbeeld. Ik zag haar in de politiek gaan en heb veel van haar geleerd. Ik heb me altijd gespiegeld aan haar en keek erg naar haar op. Vandaag vragen jonge vrouwen aan mij of ik hun mentor wil zijn, en ik doe dat met veel plezier. De kunst is aan de mentee vertellen wat ze zelf kan doen om te bereiken wat ze wil bereiken. Want je kan het niet in haar plaats doen. Ik heb Marleen vaak gebeld als ik vastzat met een probleem en ze gaf me altijd goeie raad. Wij vrouwen moeten elkaar helpen.
En misschien als laatste: als je hogerop wil geraken, probeer dat dan op een manier te doen waarop je jezelf ’s avonds nog in de spiegel kan kijken. Speel geen spelletjes waarbij je toch door de mand valt. Lieg en manipuleer niet. Schaad nooit het vertrouwen van mensen of je ladder dondert zo weer naar beneden. Blijf integer. Als je ambitie hebt, kan je hogerop geraken zonder je authenticiteit te verliezen.”
1 reactie
Beste Petra, you’re my hope for the future ! Mijn stem had je, heb je.