Uit ons archief maar nog steeds relevant
Redactrice Margit is leerkracht en staat vaak versteld van de veerkracht van veel jongeren, maar ziet ook veel ongelooflijk getalenteerde jongeren die gebukt gaan onder zware bagage. Zoals opgroeien in armoede. Margit wil het taboe wegnemen en ging op zoek naar de menselijke verhalen achter de krantenkoppen. Ze sprak met vier tieners die door verschillende omstandigheden opgroeien in armoede. Welk effect heeft armoede gehad op hun schoolleven? Hoe zien zij de toekomst?
“De 10 procent leerlingen van vijftien jaar oud met de hoogste socio-economische achtergrond heeft 79 procent kans om in een ASO-school te zitten. Voor de 10 procent leerlingen met de zwakste socio-economische achtergrond is dat maar 22 procent. Slechts 8 procent van de ‘rijkste’ leerlingen heeft al een jaar overgedaan. Bij de ‘armste’ leerlingen is dat 45 procent”, schreef De Standaard. Bijna nergens anders is de financiële afkomst zo doorslaggevend in de schoolresultaten van de leerlingen als in Vlaanderen. Vier tieners met een armoede-achtergrond vertellen in deze reeks hun verhaal. Deze keer het verhaal van Lisa.
Lisa* is 18 en zit in het zesde jaar design en expo (BSO)
“Voordat ik geboren werd, was mama getrouwd met haar eerste man. Ze hadden samen twee dochters. Hun oudste dochter was negen toen ze een hersentumor kreeg. Ze heeft meer dan drie jaar gevochten tegen de ziekte, maar is op haar dertiende gestorven. Mama en haar man gingen allebei op een andere manier om met hun verlies en hun huwelijk hield niet stand. De dood van haar dochter was voor mijn moeder niet alleen een immense emotionele klap, maar ook een financiële: alle medische kosten kwamen op mama’s schouders terecht.
“Er zaten wel wat pesters in de klas, ja. En ik was een makkelijke prooi.”
Mama heeft vier jaar moeten knokken om alle schulden af te betalen. Toen ze er financieel weer min of meer bovenop kwam, leerde ze een nieuwe man kennen, mijn biologische vader. En toen kwam ik. Toch bleef ook die relatie niet duren. Mijn biologische vader ging regelmatig leningen aan achter mama’s rug, hij dronk soms te veel en was vaak agressief, ook tegen mij. Ik herinner me niet veel goeds. In 2006 zijn ze gescheiden, ik was toen zeven.
Ik bleef bij mama wonen. Opnieuw bleef ze achter met een hoop schulden. Het gebeurde meer dan eens dat we nog twee weken moesten rondkomen met amper tien euro. Dan kochten we een brood in de supermarkt, en combineerden we dat met wat we nog in de keukenkasten vonden. De ene keer was het rijst, de andere keer een blikje bonen. In de klas was ik de vreemde eend. Mijn kleren waren anders dan de rest. Ik was een stil kind, zat vaak in mijn eentje te tekenen. Ik kon niet mee vertellen over de vakantiereizen. Er zaten wel wat pesters in de klas, ja. En ik was een makkelijke prooi.
“Na school zorg ik dat er eten klaar is als mama thuiskomt. En in het weekend ga ik ergens poetsen.”
Om rond te komen en om alle schulden af te betalen, heeft mama een tijdje drie jobs tegelijk gedaan. De laatste maanden gaat het iets beter op financieel vlak. Nu doet ze nog twee jobs. Als ze thuiskomt, is ze vaak moe, dus ik probeer te helpen waar ik kan. Na school zorg ik dat er eten klaar is als mama thuiskomt. En in het weekend ga ik ergens poetsen. Mama vindt het belangrijk dat ik die centjes zelf houd. Shoppen doe ik niet. Ik spaar al mijn geld: ik wil sowieso verder studeren zodat ik een goede job vind. Ik wil die studies zonder problemen kunnen betalen. Ik wil dat de kans dat ik ooit weer in armoede beland miniem is.
Als kind kon ik niet begrijpen hoe het kwam dat anderen meer hadden of meer kregen dan ik. Ik heb lang gedacht dat het aan mij lag, en dat mijn ouders omwille van mij gescheiden waren. Ik geloofde echt dat alles mijn eigen schuld was.
Toen ik in het tweede middelbaar zat, kreeg ik een depressie. Ik vond de kracht niet meer om ’s morgens uit bed te komen. Ik vond niet dat ik verdiende om te leven. Ik werd zelfs een tijdje opgenomen in de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Maar over die kosten voelde ik me dan ook weer schuldig. Dat schooljaar ben ik maar twee maanden effectief naar school geweest. Dat tweede middelbaar heb ik dus moeten overdoen.
“Ik wil een betere toekomst. Een toekomst waarin mama en ik gelukkig zijn.”
Pas op mijn veertiende ben ik stilaan beginnen beseffen dat mensen nu eenmaal uit elkaar gaan. Dat dat bij het leven hoort. Ik ben me beginnen realiseren dat je er als 3-jarige geen schuld aan hebt als je papa agressief is. Dat je er als kind niet aan kan doen als je ouders weinig geld hebben. Het lukte me ook om alles te relativeren. Er zijn nog altijd mensen die het erger hebben. Mama en ik hebben altijd een dak boven ons hoofd gehad. Ik ben blij dat ik die klik gemaakt hebt. Dat ik alles een plaats heb kunnen geven.
Op school ben ik nu extra gemotiveerd om het goed te doen. Ik wil die cirkel van armoede doorbreken. Ik wil een betere toekomst. Een toekomst waarin mama en ik gelukkig zijn.
Als ik mijn secundair diploma heb, wil ik graag verder studeren. Het is mijn droom om leerkracht lager onderwijs te worden. Ik werk graag met kinderen. Ik hou van hun onbevangenheid, van hun eerlijkheid. Ik vind het super om hen iets aan te leren, om hen zelfstandig te maken. En ik ben ervan overtuigd dat ik dankzij mijn ervaring met armoede iets extra zal kunnen betekenen voor veel kinderen.”
* Volledige naam bekend bij de redactie
(tekst gaat verder onder de illustratie)
Wat ik leerde van het maken van deze reeks
Het verhaal van Lisa is het laatste van in de reeks ‘Jong en arm’. Redactrice Margit blikt terug.
“Rijke ouders, hoge punten”, las ik in een artikel bij het begin van het nieuwe schooljaar. Het artikel werd gepubliceerd naar aanleiding van het boek “De geslaagde school”, van onderzoekers Kristof De Witte (KU Leuven) en Jean Hindriks (UCL). Als mens, maar ook als leerkracht, schrok ik van deze cijfers. Je zou denken dat in het onderwijs iedereen gelijk is, dat het niet uitmaakt in welk gezin iemand geboren wordt. Dat elke leerling wel op de juiste plek belandt, enkel en alleen door zijn of haar kwaliteiten. Maar dat blijkt dus niet zo te zijn.
Kort samengevat: een leerling van betere komaf scoort systematisch beter op leesvaardigheid, wiskunde en wetenschap. De 10% rijkste leerlingen heeft 79% kans om in een ASO-school te zitten, bij de 10% leerlingen met de zwakste achtergrond is dat slechts 22%.
“Ik vind het belangrijk dat iedere jongere graag naar school gaat. Welke letter er ook vóór die SO staat.”
Ik moet daar wel bij vermelden dat ik het heel erg jammer vind dat veel mensen de BSO-opleidingen nog als minderwaardig zien. Sommige kinderen werken nu eenmaal liever met hun handen, en groeien tot een geweldig goede loodgieter, bijvoorbeeld. Een job die ik trouwens veel belangrijker vind dan pakweg een advocaat. Om maar iets op te noemen (mijn excuses aan de advocaten). Enfin, wat ik wil zeggen, ik vind het belangrijk dat iedere jongere in een richting belandt die hij of zij graag doet. Dat iemand gewoon graag naar school gaat en zich daar gelukkig voelt. Welke letter er ook vóór die SO staat. Maar dat de plek waar een leerling belandt, blijkbaar afhangt van de financiële achtergrond, dat is uiteraard een vreemd cijfer. Dat zou niet mogen kloppen.
Wat ik persoonlijk nóg problematischer vind, is dat niet alleen bij de studierichting, maar ook bij zittenblijven de ongelijkheid opvalt: slechts 8 procent van de ‘rijkste’ leerlingen heeft al een jaar overgedaan. Bij de ‘armste’ leerlingen is dat 45 procent. Dat zijn cijfers waar ik me maar moeilijk mee kan verzoenen.
De vier jongeren die ik sprak, waren allemaal al een keertje blijven zitten. Niet omdat ze voordien niet op de juiste plek zaten, of omdat ze zogezegd niet voldoende intelligent zijn, maar omdat hun privéleven zo’n puinhoop was en omdat ze zo veel extra bagage meezeulden, of omdat ze na hun schooluren moesten werken om extra geld te verdienen, dat ze dat extra werken voor school er gewoon niet meer konden bij nemen.
“Tijdens de vier gesprekken ben ik oprecht ontroerd geraakt. Door de openheid van de jongeren.”
Tijdens de vier gesprekken ben ik oprecht ontroerd geraakt. Door de openheid van de jongeren. Door hun veerkracht. Door hun positiviteit. Ondanks de moeilijkheden en de “struggles” in hun leven, was er ook veel relativering: “er zijn nog altijd mensen die het slechter hebben” was een vaak terugkerende uitspraak. Ik ben onder de indruk van de maturiteit van die jongeren. Tegelijk besef ik ook dat ze, net door die moeilijke omstandigheden, tegen wil en dank sneller zijn moeten opgroeien dan een ander kind. En besef ik dat ik in mijn eigen leven niet alles vanzelfsprekend moet vinden. Ook voor mij was deze interviewreeks dus een belangrijke les.
Ik denk dat het vooral belangrijk is om armoede niet te negeren, maar om erover te praten, én om naar de verhalen te luisteren. Zonder vooroordeel én zonder oordeel. Alleen zo kan er meer begrip ontstaan voor mensen die in armoede leven.
Ik hoop dat de vier getuigenissen van deze prachtige jongeren ook andere kinderen kunnen helpen. Om in te zien dat het niet erg is als je niet de laatste nieuwe mode draagt. Om te beseffen dat het niet jouw schuld is als je minder cadeautjes dan je vriendjes krijgt met verjaardagen en feestdagen. Maar ook om te leren dat het best oké is om met iemand te praten als het moeilijk gaat. Het is geen schande om hulp te vragen.
1 reactie
Prachtige interviewreeks Margit. Krop in mijn keel.