Sarah Van Liefferinge, Charlie en Gentenaar, komt vaak schoon volk tegen. En daar ontstaat meestal iets moois uit – desnoods enkel in haar hoofd. Foto: Sandra Mermans
“Wat ben jij aan het lezen?” Verstoord kijk ik op van mijn boek. Maar zijn guitige blik, omkaderd met witte wenkbrauwborstels en vele lachrimpels, stemt me gunstig. Ik toon hem de kaft: “Fragments of an Anarchist Anthropology” van David Graeber.
“Ha!” zegt hij, “Ik ken ook een antropoloog: Rik Pinxten! Hij heeft 8 jaar veldwerk gedaan bij de, allez bij de… Maya’s? Neen, niet de Maya’s. Euhm…” Zijn peinzende pretogen worden uitvergroot door zijn bril, wat me doet glimlachen. Ik wijs naar het terrasstoeltje tegenover mij, hij schuift gretig aan. Algauw leer ik dat hij Robert heet, 83 jaar is en elke dag met de bus van Oostakker naar Gent Zuid rijdt, om te snuisteren in de bib en babbeltjes te slaan met “de mensen”. Ik vermoed dat het vooral leuke dames tussen de 20 en de 50 betreft, maar dat blijft onuitgesproken.
Zijn gsm biept, een berichtje van zijn zoon. “Ik word binnenkort overgrootvader!” zo glundert hij. Maar dat hij nieuwbakken ouders niet benijdt, “want wat zijn kinderen vandaag mondig!” Zelf heeft hij er vier opgevoed, samen met zijn vrouw. “Wij zijn 60 jaar getrouwd en daar heb ik nog geen seconde spijt van gehad! Maar wij hebben elkaar nooit een enkelband aangedaan, hè. De liefde begint waar de eisen stoppen, je kan niemand claimen.”
“Allemaal prinsen en prinsessen, maar ’t leven is geen sprookje, hè.”
Hij vertelt hoe ze elkaar voor het eerst ontmoetten, op een bal in het Casino op 17 december 1957: “Zij zag mij staan aan de overkant van de zaal, doorheen al dat chique volk, en ze heeft mij gekozen. En ik heb haar nooit meer losgelaten.” In mei waren ze verloofd, in augustus getrouwd voor de wet, en in september voor de kerk. “Daarvoor mochten wij eigenlijk niet samen slapen, maar natuurlijk hebben we dat gedaan! Mijn libido is altijd hoog geweest, nog steeds trouwens. Zij had ook haar vriendjes hoor, dat wist ik wel, maar dat was geen bedreiging voor onze liefde.”
Hij vindt dat jonge mensen van nu te veel verwachten van elkaar, en dat ze elkaar onnodig beknotten: “Allemaal prinsen en prinsessen, maar ’t leven is geen sprookje, hè. In de liefde kunt ge alleen maar géven. En als de eerste verliefdheid getemperd is, dan plots ziet ge de foutjes bij elkaar. Die neus die te groot is en almaar groter wordt. Of die ene borst die wat kleiner is dan de andere. Maar uiteindelijk wordt die wel weer schoon, hè, die borst, wondermooi zelfs! Ha ja, want dat is liefde.”
Enkele weken later loop ik hem opnieuw tegen het lijf, zijn ogen kijken triest vandaag. Hij is net op bezoek geweest bij zijn vrouw. De dementie rukt verder op, zij gaat snel achteruit. “Ik ben eenzaam,” zucht hij. “Mijn vrouw is er nog, maar ze is er ook niet meer. Ze herkende me niet eens daarnet.” Tranen wellen op. “Ik ben te afhankelijk van haar. Ik mag me zo niet laten doen!” maakt hij zichzelf sterk.
“Ik zwaai, hij zwaait terug, en in mijn verbeelding hoor ik zijn hart verder breken.”
Naast mij zit een verscheurd man. Hij legt zijn hoofd op mijn schouder en zachtjes streel ik zijn dunne witte haren. Zijn ogen lichten even op, maar weerspiegelen vooral de onontkoombare waarheid dat de liefde ook pijn doet. “Ik mis het om te vrijen,” zo fluistert hij. “Kerstmis 2013, toen hebben we voor de laatste maal gevreeën, en het was nog even fijn als de eerste keer. Daarna is het weglopen begonnen. In bed maakte ze mijn arm los en ging ze ervandoor, de nacht in. Toen wist ik: het is voorbij, het is gedaan.”
Hij smelt letterlijk onder mijn hand, toch oppert hij: “We zullen het maar bij vriendschap houden, zeker?” “Ja,” antwoord ik, “dat lijkt me ’t beste.” Ik omhels hem en voel zijn frêle lijf sidderen. Ik stap weg en kijk achterom, en dan nog een tweede en een derde keer. Daar staat hij dan, gebukt en toch veerkrachtig, met een hongerige huid. Ik zwaai, hij zwaait terug, en in mijn verbeelding hoor ik zijn hart verder breken. Maar het leven is geen sprookje en liefde komt nooit zonder lijden, dat weten wij allebei.
1 reactie
Wat een mooi verhaal!