Mannen zijn competitiever en gaan vaker vreemd dan vrouwen. Vrouwen praten meer en zijn zorgzamer. En dat komt omdat mannen in de oertijd gingen jagen, terwijl vrouwen in de grot bleven met de kinderen. Zo is het toch, of niet? Charlie gaat in deze reeks op zoek naar het bewijs achter de populaire ‘feiten’. Wat weten echt over de verschillen tussen mannen en vrouwen?
‘Het zit in de genen. Mannen, jongens dus, hebben soms de behoefte om op café te gaan en met soortgenoten een pint te pakken. Vrouwen, meisjes dus, moeten zo nu en dan gaan roddelshoppen met vriendinnen.” Ziehier de woorden van een chocolatier in zijn wekelijkse column vorig weekend. Een glimlach van herkenning – voor sommigen. Anderen rollen eens met hun ogen. Zonder de chocolatier te willen viseren – want iedereen maakt weleens dat soort opmerkingen – maar dat argument van de genen, really? Sinds de bestsellers ‘Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus’ en ‘Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen’ lijkt iedereen wel een expert in genderverschillen.
Ze zijn handig, voor mannen die op het thuisfront een veldslag te winnen hebben, want ‘onderzoek heeft aangetoond dat mannen hun vrouw écht niet kunnen horen’ of hun ontrouw willen goedpraten, ‘want mannen zijn tenslotte biologisch geprogrammeerd om hun genen verspreiden’. Zelfs vrouwen die vinden dat er meer vrouwen in topposities moeten komen, benadrukken graag die ‘zachtere aanpak van vrouwen’ en hun ‘betere people skills’.
“Onderzoek toont aan dat mannelijke en vrouwelijke managers hun job verlaten om dezelfde redenen.”
Genderverschillen komen uiteraard ook van pas als je gewoon wil goedpraten waarom er zo weinig vrouwen in hoge functies zitten: ‘Vrouwen hebben minder ambitie en meer interesse in familieachtige dingen’, zei de Nederlandse politicus Thierry Baudet onlangs, en hij is lang niet de enige die dat gelooft. Vrouwen zouden hun goede job vaker opzeggen dan mannen om thuis te blijven voor de kinderen. Maar dat klopt niet. Onderzoek toont aan dat mannelijke en vrouwelijke managers hun job verlaten om dezelfde redenen – voornamelijk voor betere carrièremogelijkheden elders. In een onderzoek onder afgestudeerden van de Harvard Business School, hechtte bijna iedereen, ongeacht geslacht, een hogere waarde aan hun familie dan aan hun werk (HBR, December 2014). Ook ander onderzoek – zo geeft twee derde van de werkende mannen in Nederland aan meer tijd met het gezin te willen doorbrengen – maakt duidelijk dat mannen en vrouwen geen fundamenteel andere prioriteiten hebben.
Nog eentje vanop de werkvloer: wat met mannen die van nature beter zijn in onderhandelen? Fout. Onderzoeker Jens Mazei van de Universität Münster en zijn collega’s analyseerden meer dan 100 studies die onderzochten of mannen en vrouwen verschillende resultaten behaalden bij onderhandelingen. Hun conclusie: genderverschillen zijn klein tot verwaarloosbaar. Mannen hebben een miniem voordeel in onderhandelingen als ze enkel voor zichzelf onderhandelen en als er grote onduidelijkheid is over de inzet of kansen. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn iets groter als de onderhandelaars geen eerdere ervaring hebben of gedwongen worden om te onderhandelen, bijvoorbeeld tijdens een verplichte training. Maar zulke situaties zijn atypisch, en zelfs als ze zich voordoen, zijn de verschillen tussen de seksen erg klein.
Vrouwen die minder zelfvertrouwen hebben dan mannen? Ook dat wordt niet bevestigd door onderzoek. Kristen Kling en haar collega’s analyseerden meer dan 200 onderzoeken en concludeerden dat de enige merkbare verschillen zich voordeden tijdens de adolescentie; vanaf de leeftijd van 23 jaar worden de verschillen verwaarloosbaar.
“We verklaren gedrag liever vanuit eigenschappen – mannen zijn zus, vrouwen zijn zo – dan vanuit de context.”
En toch gaan we er vaak van uit, dat als een man vaak het woord neemt in een vergadering, hij wel veel zelfvertrouwen zal hebben, eerder dan te denken dat hij in het verleden veel aanmoediging en complimenten ontvangen heeft voor zijn bijdragen. Dit heet, in psychologenjargon, een fundamental attribution error. We verklaren gedrag liever vanuit eigenschappen – mannen zijn zus, vrouwen zijn zo – dan vanuit de context. Maar veel vaker is het iemands positie op de werkvloer – machtig of minder machtig – die het gedrag bepaalt. Wanneer er minder vrouwen zijn in machtige posities, is het natuurlijk gemakkelijker om de twee door elkaar te halen.
Als we bovendien bepaalde ‘waarheden’ telkens opnieuw horen, klinken ze zo vertrouwd dat ons brein al snel denkt dat ze juist moeten zijn, oftewel het zogenaamde mere exposure effect. En dan is er nog de confirmation bias: als we iets al geloven, zijn we geneigd om bewijs te zoeken dat onze opvatting bevestigt. Al hetgeen onze mening tegenspreekt, negeren of vergeten we gemakshalve. We zullen het dus sneller opmerken en onthouden wanneer iemand zich gedraagt volgens een genderstereotype dat we voor waar aannemen, dan wanneer iemand zich niét volgens zo’n genderstereotype gedraagt.
Onderzoek van Sara McLaughlin Mitchell, politicoloog aan de Universiteit van Iowa, wees uit dat vrouwen in de academische wereld vaker blijven steken in minder prestigieuze banen of hun vakgebied zelfs helemaal verlaten vanwege seksisme en structurele ongelijkheid. De hoogste regionen van de academische wereld, denktanks en onderzoeksinstellingen worden gedomineerd door mannen.
Vrouwen die een aanvraag deden voor een post-doctoraatsbeurs moesten volgens een studie uit 1997 liefst tweeënhalve keer zo productief zijn als hun mannelijke collega’s om als even wetenschappelijk competent gezien te worden door de ervaren wetenschappers die hen beoordeelden. De mannelijke verdiensten werden overschat en die van vrouwen onderschat. De onderzoekers gingen zelfs zover door te besluiten dat het lagere aantal vrouwen met een hoge academische rang volledig te wijten is aan discriminatie op basis van gender. Recenter onderzoek toonde aan dat faculteiten meer geneigd waren om een mannelijke lab manager aan te nemen, hem te mentoren en hem als meer competent dan een vrouwelijke kandidaat te beoordelen en hem meer te betalen. Ondanks hetzelfde cv.
“Volgens neurobiologe Cathérine Duval is er geen centrum in ons brein dat ons voorbestemt tot typische ‘mannelijke’ of ‘vrouwelijke’ trekjes.”
Nog eentje? Een andere paper toonde aan dat mannelijke doctoraatsstudenten vaker een antwoord krijgen dan vrouwelijke, wat duidt op een grotere toegang tot de professoren. Deze en talloze onderzoeken tonen aan dat de lat hoger ligt voor vrouwen. Desondanks geloven mannelijke wetenschappers volgens een studie niet in dat er een probleem is met vooroordelen tegen vrouwen in wetenschap. Het echte onderzoek beoordeelden ze als ‘niet geloofwaardig’, terwijl ze voorkeur gaven aan de neponderzoeksresultaten die speciaal voor het onderzoek werden ontworpen en die zogezegd aantoonden dat er geen probleem is met vooroordelen. (Lees hier meer over in het artikel ‘Why Men Don’t Believe the Data on Gender Bias in Science’ van Alison Coil op Wired.)
Nee, dan is het natuurlijk gemakkelijker om te zeggen dat het wel aan het vrouwelijke brein zal liggen. Volgens neurobiologe Cathérine Duval is er trouwens geen centrum in ons brein dat ons voorbestemt tot typische ‘mannelijke’ of ‘vrouwelijke’ trekjes. Het onderzoek waar boeken als ‘Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus’ op gebaseerd zijn, stamt uit de jaren zeventig en is intussen wetenschappelijk achterhaald. Er is geen verschil in de aangeboren hersenen van jongens en meisjes. Je ontwikkelt bepaalde gebieden in je hersenen net door bepaalde dingen meer te oefenen.
Over wetenschappen – en vooral – wiskunde gesproken. Uit een meta-analyse van 254 studies die wiskunde testten, goed voor in totaal 3.985.682 studenten, blijkt dat er amper een verschil is tussen jongens en meisjes en hun wiskundescores. In 51 procent van de studies deden de jongens het beter, in 43 procent van de studies deden de meisjes het beter en in 5 procent was er geen verschil. Als jongens echt geboren zouden worden met een wiskundeknobbel en meisjes niet, dan zou dit verschil overal ter wereld moeten terugkomen. Maar dat is niet zo. In veel landen doen meisjes het zelfs beter dan jongens. Dat een van de eerste pratende Barbies ‘Math is hard!’ uitkraamde, heeft natuurlijk niet geholpen, en kan je ronduit schadelijk noemen, net als alle andere mythes over wiskunde en gender.
In de wetenschap wordt enorm veel gezocht naar sekseverschillen, en media smullen daarvan. Volgens The New York Times zijn er tussen 2000 en 2012 30.000 artikels verschenen over sekseverschillen in wetenschappelijke tijdschriften. Deze studies en de aandacht die ze in de reguliere media krijgen, lijken te bevestigen dat de verschillen tussen mannen en vrouwen heel groot zijn. Terwijl er vaak evenveel overtuigend onderzoek bestaat dat geen of zeer kleine verschillen vindt, maar dat een stuk minder mediageniek is.
Overigens gebruiken sommige feministen ook graag genderverschillen om hun punt te maken. Ze benadrukken graag de empathische kwaliteiten van vrouwen. Daaruit volgt dan dat er meer vrouwelijke managers moeten komen, of bijvoorbeeld meer vrouwelijke rechters. Terwijl uit onderzoek blijkt dat de meeste vrouwelijke rechters helemaal niet ‘anders’ oordelen dan mannen. Waarmee uiteraard niet gezegd is dat er geen vrouwelijke rechters nodig zijn.
“Zo zijn vrouwen toch veel vredelievender, en minder agressief – toch? Dat valt zwaar tegen.”
Of misschien heb je ook al eens gelezen dat de financiële crisis vermeden had kunnen worden als er meer vrouwen aan de top hadden gestaan. Klinkt mooi, maar de vraag is of dat werkelijk zo is. Het idee erachter is dat vrouwen minder risicovol gedrag vertonen. Of je al dan niet risico’s neemt, hangt vooral af van de context en niet van je geslacht. In een studie die Peggy Dwyer en collega’s uitvoerden naar beleggingen van bijna 2.000 beleggingsfondsen, waren de sekseverschillen erg klein. Toen bovendien de specifieke kennis van investeerders over de beleggingen in rekening werd genomen, nam het verschil in geslacht af tot bijna nihil. Desondanks geloven venture capitalists volgens een Zweedse studie dat vrouwen voorzichtig zijn en risico’s schuwen, terwijl mannen juist ambitieus zijn en houden van risico’s.
Genderverschillen worden niet zelden verpakt als compliment. Niet zelden benadrukken ze daarbij dat het ene geslacht niet beter is dan het andere, maar gewoon ánders. Zo zijn vrouwen toch veel vredelievender, en minder agressief – toch? Dat valt zwaar tegen. Uit een Amerikaanse overzichtsstudie blijkt bijvoorbeeld dat in een groot aantal gevallen van huiselijk geweld vrouwen als eerste geweld gebruikten. In een vierde van de onderzochte koppels was de man de enige partner die geweld had gebruikt, in een vierde was de vrouw de enige die geweld had gebruikt, en in bijna de helft hadden zowel de man als de vrouw geweld gebruikt. Dit gezegd zijnde, is het extreem belangrijk om te benadrukken dat mannen, eens ze gewelddadig worden, hun partner wel veel vaker zwaar toetakelen, of zelfs doden.
We verwachten niet van vrouwen dat ze zich agressief gedragen. En daar lijken vrouwen zich heel erg van bewust, toch als je naar het experiment kijkt aan de Universiteit van Princeton. Aan 84 mannen en vrouwen werd gevraagd een videospel te spelen, waarin ze bommen moesten droppen op een tegenstander, terwijl die hen zou bombarderen. Aan de helft van de deelnemers werd gezegd dat hun naam en geslacht onbekend zouden blijven, terwijl de namen van de andere helft zichtbaar waren voor de onderzoekers. Het resultaat? In de groep zonder anonimiteit dropten mannen opvallend meer bommen dan vrouwen. Maar wanneer vrouwen anoniem speelden, gooiden zij meer bommen dan de mannen. Ziedaar de vredelievende vrouw. De mannen gooiden ongeveer evenveel bommen in elke groep. Gevraagd naar hun gedrag, vonden de mannen van zichzelf dat ze agressief speelden, terwijl de vrouwen zichzelf minder agressief voorstelden dan ze in werkelijkheid hadden gespeeld. Stel dat de studie zich had gebaseerd op wat mensen hadden verteld, dan hadden de resultaten er helemaal anders uitgezien.
Misschien denk je: maar mannen en vrouwen verschillen toch ook echt? We hebben toch andere hormonen en geslachtsdelen en dat soort dingen? Inderdaad. En daarom heeft het soms wel degelijk nut om te zoeken naar biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Er mogen dan niet zoveel genderverschillen zijn als het gaat om gedrag, attitudes of vaardigheden, er zijn soms wel fysieke verschillen waar we meer over zouden moeten weten.
“Vrouwen kunnen andere symptomen vertonen dan mannen bij dezelfde ziekte.”
Zo kunnen vrouwen andere symptomen vertonen dan mannen bij dezelfde ziekte. Een hartaanval associëren we – ook artsen – vaak met drukkende pijn op de borst. Vrouwen die een hartaanval krijgen, hebben in de weken voorafgaand aan het infarct echter vaker last van slapeloosheid, vermoeidheid en pijn op uiteenlopende plaatsen. Mannen vertonen dat soort symptomen minder vaak, zij hebben vooral last van die bekende pijn op de borst. Het maakt dat een aanstaande hartaanval bij vrouwen minder snel herkend wordt.
Ook kunnen medicijnen soms een andere uitwerking hebben op vrouwen dan op mannen. Dat dit niet altijd bekend is, heeft er onder andere mee te maken dat mens- en dierproeven vaak maar op een geslacht uitgevoerd werden. Meestal was dat een man. Enkel testen op mannen was goedkoper en ook gemakkelijker. De menstruele cyclus van vrouwen kan onderzoek namelijk beïnvloeden. In die zin was het logisch om alleen naar mannen te kijken, maar daardoor werden reële verschillen wel lange tijd over het hoofd gezien.
Voor zowel het tegengaan van mythes over sekseverschillen die vrouwen benadelen, als het meenemen van de verschillen die er wel zijn en die de medische wetenschap kunnen verbeteren, geldt dat het belangrijk is dat we vrouwen betrekken bij onderzoek. En dan niet alleen als proefpersoon, maar ook als onderzoeker.
“Het is belangrijk om vrouwen te betrekken bij onderzoek. En niet alleen als proefpersoon, maar ook als onderzoeker.”
Volgens wetenschapsjournaliste Angela Saini moeten we er als leken die lezen over onderzoek naar genderverschillen bovenal rekening mee houden dat wetenschap mensenwerk is. Angela Saini: “We moeten de wetenschap niet wantrouwen, maar wel anders bekijken. Het is niet zo dat een paper wordt geschreven en dat dan de wereld verandert en we ineens verlicht zijn. Wetenschap is een proces: mensen maken fouten en leren bij, zijn het niet altijd met elkaar eens, theorieën strijden met elkaar en soms blijft een onjuiste theorie honderden jaren voortleven. Als we dat in ons achterhoofd houden, is het gemakkelijker te begrijpen dat incorrect of vooringenomen onderzoek bestaat. Tegelijkertijd moeten we er ook op vertrouwen dat het hele proces van onderzoek en nieuw onderzoek ons dichter bij de waarheid brengt.”
Schrijf je reactie