Vervolgverhaal

Een klein cadeautje van het universum

De vrouw die meerdere lieven wou, deel 2

Een klein cadeautje van het universum

Wat vooraf ging:

Er was een man a.k.a. het lief die er onzacht en plotsklaps niet meer was.
Die bruuske verdwijntruc sloeg in als een bom, en kraterde een gat in het leven en het welzijn van ondergetekende.
Op een avond besloot ik om niet meer te denken, en gewoon te doen omdat dat makkelijker leek en was. Om de angst niet langer te laten regeren.
Dat doen resulteerde in: 

Naakt, zonder titel

Ik scharrelde op een doodgewone doordeweekse woensdagavond een man op, een onbekende. Een man waarvan ik vermoedde en hoopte dat hij een veilige oksel kon zijn. Zonder meer.

Een man die niet in die mate vrijblijvend was dat hij de krater alleen nog maar groter maakte. Een man die niet in die mate zoveel van mij wou dat ik de drang om gillend weg te rennen niet zou kunnen weerstaan.
Een tussenin-man.

Een rol die hij – gelukkig – met verve vervulde.
Mooie scharrel, mooie man.
Zegt de huidige ik.
De oude versie zou wellicht alweer aan het dromen en aan het projecteren slaan en het begin van een nieuwe film ontrollen.

De avond zette alvast een mooie toon, van het filmische soort. (Lap, alweer)

En route – zijn huis was op vijf minuten stappen van de barkruk alwaar ik hem zowat zachtjes vanaf trok – een klap in het gezicht.

Letterlijk.
Ik bedoel dat ik hem sloeg.
‘De eerste keer dat ik een man sloeg op straat.’

Of ik dat durfde? Hem slaan?

“Ik plukte een man van een barkruk, tongde hem tweemaal onderweg en sloeg hem, ook tweemaal.”

Ik durfde, en deed het.
Pets.
En nog een.
Pets. Vlak op het gezicht.
Ik plukte dus een man van een barkruk, tongde hem tweemaal onderweg en sloeg hem, ook tweemaal.
Dit ging goed. Dit ging lekker.
Op een of andere manier voelde dit belachelijk juist en goed aan.
Het vertrouwen was er in een klap. Of beter gezegd: twee.

Daarnaast had het iets louterend.
Een klein cadeautje van het universum als het ware. (Toch nog)

En de avond ontvouwde zich verder als een klein cadeautje, langzaam uitgepakt.
(Zonder meer slaan, enkel nog zalven.)

Hij toornde mij mee naar een plek waarvan ik dacht dat het zijn slaapkamer was.
Al wist ik dat niet zeker. De slaapkamer was zo overweldigend verdacht mooi, een pinterest-logeerkamer leek het wel.

“De avond ontvouwde zich verder als een klein cadeautje, langzaam uitgepakt.”

Links een uitnodigend kraakwit en net bed.
Voor: Twee vazen op een schouw, uiterst secuur neergezet, fotoshootklaar.
Rechts: Een long-chaise in bijpassende kleur. (Zonder ronddwarrelende kleren.)
Ook nog aanwezig: het perfecte nachtlampje met het zachtste soort van gloed.
Nog meer links: een weelderig, met trots, bloeiende palmplant en de meest mottige lamp die ik van ergens kende. Tenenkrullend lelijk vond ik het ding indertijd.
Iets dat het midden hield tussen een ufo en een gekrakeleerd hoofdkussen.
Maar hier…
Het hing weloverwogen, boven de plant, alsof hij daarvoor was gemaakt. Om op die plek en zo te hangen. En alsof hij de enige was ter wereld die dat wist.
(Alsof hij een soort van geheim gniffelend pact had gesloten met de Ikea)

En last but not least: er was ook kunst.
Eentje, een kunstwerk dat mij achteraf, terugblikkend op de avond, onnoemelijk ontroerde.

Een kader met daarin niets meer en minder dan:

‘Naakt, zonder titel’

Prachtig vond ik het.

Als om de kunst kracht bij te zetten deed hij zijn kleren uit, alles. ‘Ik vind naakt belangrijk’, mompelde hij daarbij.
En ik meende hem te verstaan.
Ik meende te begrijpen dat hij bedoelde dat vel voelen van het schoonste is dat er is.
De man nam mij vast, drukte mij tegen zijn huid aan, alsof hij een leven lang al hierop aan het oefenen was, voor nu.

Zonder enige aarzelingen klemde hij mijn armen en benen bij elkaar tot ik niets minder werd dan een foetusbol.
Een sterk gekoesterde en omarmde foetusbol in een pinterest-waardige kamer van een onbekende.
Oké dan.

“Onderweg kwam ik zijn moeder tegen. Ze sloeg erg begripvol de handen voor d’ ogen en zei: ga maar.”

Zovele omhelzingen, kussen, aanrakingen en één orgasme later wou ik effe afdalen richting badkamer, richting toilet.
Onderweg kwam ik zijn moeder tegen, zijn moeder bijgot! Wat doet een moeder in zo’n huis, op zo’n nacht?
Veel tijd om daar het hoofd over te breken had ik echter niet.
Ik stond daar zowat halfnaakt – de verkeerde helft – te sputteren.
Ze sloeg erg begripvol de handen voor d’ ogen en zei: ga maar.

Ach wat, waar kraters al niet toe leiden kunnen.
Tot foetussen en lepelen en kussen en zalven en slaan en klaarkomen met onbekenden in pinterst-waardige kamers en moeders onderweg in een doortocht naar het toilet.

Naakt in al z’n blootheid. Naakt, zonder titel. Naakt dat naakt waardig is.
Ik was er alvast erg blij mee. De avond voelde bizar genoeg een beetje als thuiskomen, een lichtplekje, een avond zo volkoren dat een mens zich er al eens aan laven kan.

Het was daar ergens dat het idee van meerdere lieven ontstond. Het idee dat dit absoluut voor herhaling vatbaar is. Maar niet te veel, niet te dicht. Niet te bindend, niet te echt.

Meerdere lieven als wapen tegen eenzaamheid, de verlorenheid. Meerdere lieven als buffer, scherm en harnas.
Het kunnen schermen met ‘Wij, zijn niet met twee wij. Wij zijn met meer. Er is eigenlijk feitelijk geen ‘wij’. Of toch niet zoals het meestal bestaat…’
Die gedachte drapeerde mij met een rust als van een dik, warm dekentje.

Wordt vervolgd.

Illustratie: Paulien Houben
Lees alle delen in het vervolgverhaal De vrouw die meerdere lieven wou

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen