Column

Geen enkele ouder begint met een leeg blad

Geen enkele ouder begint met een leeg blad

Redactrice Sofie Rycken, zwanger van haar tweede, las het boek ‘De Tweede’ van Lynn Berger en vraagt zich af: is het idee van een tweede gewoon leuker dan de realiteit?

‘En, nog geen plannen voor een tweede?’. Het is een vraag die net zo ongepast is als ‘En, wanneer beginnen jullie eraan?’. Misschien lukt het niet. Of willen jullie het gewoon niet. En vooral: het gaat niemand iets aan. Toch vinden veel mensen het een onschuldige vraag. Je bent de wondere wereld van gebroken nachten en fruitpapjes al ingetuimeld, dus dan kan er best nog een kind bij.

Net zoals je bij een tweede kind wat minder kraambezoek en minder kaartjes in de bus krijgt, zijn er ook veel minder boeken en artikels aan gewijd. ‘What to expect when you’re expecting’ weet je al, dus dat is dan klaar, lijkt de markt te denken. Er is nochtans genoeg om over te praten. Waarom hebben alle gezinnen in reclamespots twee kinderen? Hoeveel jaloezie en ruzie haal je de stadsmuren binnen met die tweede? Klopt het cliché over verwende enige kinderen?

“Waarom hebben alle gezinnen in reclamespots twee kinderen?”

Over dat soort vragen gaat het boek ‘De Tweede’ van Lynn Berger, een oprechte zoektocht van een moeder langs wetenschappelijke literatuur en haar eigen leven als oudere zus. Ze is benieuwd: hoeveel sociale druk voelen we om voor meer dan één kind te gaan? Wat met studies die aantonen dat een tweede kind (laat staan een derde) ouders objectief niet gelukkiger maakt dan een eerste?

Ik heb een hoop passages gelezen en herlezen met een blik van herkenning, maar in dit boek staan geen eenduidige antwoorden. Daar zijn nog veel langere en meer uitgebreide studies voor nodig, rond duizenden gezinnen, over verschillende generaties. Het boek doet wat het maximaal kan en dat is een hoop bedenkingen en afwegingen op een rijtje zetten. Een paar onaangename waarheden, afgewisseld met warme, fijne anekdotes over wat het ouderschap onwaarschijnlijk mooi maakt. En daar doe je als volwassene dan vooral maar mee wat je zelf wil. Gelukkig maar.

Ronde twee

Ik ben op dit moment halverwege mijn tweede zwangerschap. Fysiek is het deze keer, om welke reden dan ook, een stuk makkelijker. Praktisch weten we veel beter waar we aan toe zijn. Mentaal is het andere koek. Want ook daar weten we veel beter waar we aan toe zijn, over een maand of vier. Geheugenverlies heeft z’n werk gedaan, maar niet zo grondig dat ik vergeten ben hoe beurs je lichaam aanvoelt tijdens en onmiddellijk na een bevalling. Ik kijk niet uit naar het tetra-gemors met uitgespuwde melk (’teruggeven’ is echt een belachelijk beleefde term, het is niet alsof je baby er een strikje rond doet en zegt ‘Weet je, ik ga toch passen, maar ik waardeer de moeite, echt’).

“Is het idee van een tweede gewoon leuker dan de realiteit?”

De diepe bezorgdheid die nooit meer weg gaat maar toch nog een extra randje heeft die allereerste maanden, wanneer je starende walnootbaby nog zo weinig reserve en autonomie heeft. De fluïditeit van de tijd, met cycli van twee of drie uur. Het is een heel bijzondere periode, intiem, puur, maar er zit ook veel herhaling, routine en eenzaamheid achter. En onvermijdelijk beginnen we er deze keer aan met een tikkeltje minder verwondering en nieuwsgierigheid. En met een olijke peuter in huis. Vooral dat.

Meer dan ooit geniet ik van de priemende blik, het verkennen van de wereld om haar heen en de weldaad van het giechel van onze peuter. Toen ik pas weer zwanger was, voelde dat allemaal plots bitterzoet aan. Nemen we haar iets af? We kunnen haar nu veel aandacht geven, veel op haar tempo afstemmen en elkaar als ouders afwisselen. Straks zullen de leuke momenten onvermijdelijk onderbroken worden door baby-behoeftes. Grote kans ook dat zij door een lastige peuterfase gaat wanneer ik uitgeput ben, waardoor ik misschien harder zal reageren op haar driftbuien. Is het idee van een tweede gewoon leuker dan de realiteit?

Rivaliteit

Hoe het gaat uitpakken, kun je niet voorspellen. Sommige eerste kinderen krijgen last van woedeaanvallen, regressief gedrag en bedplassen – anderen lijken amper te merken dat er een baby is bijgekomen. In die nieuwe broer- of zusrelatie zit alles: ‘honderd nieuwe aanleidingen voor angst en vertedering en verbazing’. Je kent elkaars wereld door en door (zoet) én net daarom kan je elkaar als geen ander irriteren (bitter). Er is onvoorwaardelijke steun én diepgewortelde rivaliteit.

Ik ken dan ook niemand die in perfecte harmonie is opgegroeid met z’n broers of zussen. Een optimist zou zeggen: prima, want conflicten maken deel uit van het leven – en je training kan maar beter op tijd beginnen. Een Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog omschrijft het grote voordeel zo: ‘Je kunt je broers en zussen de huid vol schelden, de volgende dag zitten ze toch weer naast je aan het ontbijt’. En dus zoek je naar een manier om met elkaar samen te leven. Interessant is dat ouders die geen goede band hadden met hun broers en zussen meer hun best doen om het met hun eigen kinderen anders aan te pakken.

“Als jongste heb je een ander, ouder kind naast je om op te reageren, om te imiteren, om je mee te meten.”

Wat geen enkele studie hoeft te bewijzen is het basisverschil: een eerste kind zet trots stapjes in verse sneeuw, alle anderen worden onvermijdelijk geconfronteerd met de bestaande sporen. Als jongste heb je een ander, ouder kind naast je om op te reageren, om te imiteren, om je mee te meten. En ook de ouders kunnen nu vergelijken: ‘Onze tweede is een pak rustiger’ of ‘We beseffen nu pas hoe weinig de oudste at, wisten wij veel’.

De silver lining: een jonger kind leert vanaf het begin beter te delen en kan leren van de oudste. De oudste leeft zich in in de jongste, ook een belangrijke vaardigheid. De minder fonkelende lining: de observaties van de ouders, hoe subjectief ook, worden vaak waarheid. We bevestigen de oudste constant in hoe flink en groot hij of zij is en zeggen dan verbaasd ‘Toch straf dat de oudsten altijd van die verantwoordelijke types zijn’.

Berger observeert dat het slechte ons sterker beïnvloedt dan het goede. Vandaar misschien ook dat veel ouders die een tweede verwachten vooral vrezen voor wat er mis kan gaan. Berger concludeert: ‘Kennelijk hebben de meesten van ons genoeg vertrouwen in de goede afloop – of zijn we zo huiverig voor het alternatief, een enig kind – om het risico gewoon te nemen’.

Roedel

Een eerste kind heeft gemiddeld twee jaar exclusieve aandacht van zijn ouders, een luxe die enkel voor hem of haar is weggelegd. Datzelfde kind heeft wellicht het langst de strengste, meest consequente en meest pedagogisch ambitieuze ouders van de bende – er bestaan genoeg cartoons over hoeveel lakser je met elk kind wordt qua regels, gezond eten, TV-tijd en ga zo maar door.

“Onze roedel oefent in routine, niet voor een race.”

Schoppen de eersten het daarom verder? Een onmogelijke vraag, besluit Berger. ‘Het samenleven met ons viertal voelt eerder als een ingewikkelde choreografie dan als een wedstrijd. Onze roedel oefent in routine, niet voor een race. The winner takes it all, survival of the fittest: het is een absurde lens om het gezinsleven door te bekijken’.

Berger neemt afscheid van haar lezers met een ontroerend besluit: geen enkele ouder begint met een leeg blad. Maar je kan wel proberen om je verwachtingen te zien voor wat ze zijn. Om het verhaal van je kind ‘niet al van tevoren te vertellen (…) en niets anders te doen dan te luisteren en te kijken’. En eigenlijk is dat alles wat ik wilde weten.

Lees ook deze voorpublicatie uit het boek ‘De Tweede’ van Lynn Berger
Foto’s: Istock

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen