De kleinkinderen van Congo

“Er is een gemis: ik lijk op niemand en niemand lijkt op mij”

“Er is een gemis: ik lijk op niemand en niemand lijkt op mij”

“De kolonisatie, dat is zo lang geleden. Congo, dat is ver van huis.” Voor deze mensen is niets minder waar: Congo is een deel van hen, ook al kan je het niet altijd op het eerste gezicht zien. Redactrice Sabrine sprak met kleinkinderen van Congo over hun roots. Vandaag: Anaïs, 19 jaar. Foto’s: Doortje Van Herwaarde. Styling: Jonathan Zegbe

“Mijn oma is in Congo geboren en heeft Congolese roots. Mijn opa was een Belg met Belgische roots die een koffieplantage had in Congo. Daar ontmoette hij mijn oma en trouwde hij met haar. Op haar zestiende al begon ze kinderen te krijgen – in totaal hadden ze er elf. Toen zij zwanger was van mijn moeder in 1960, zijn ze allemaal naar België gevlucht omdat de burgeroorlog in Congo was uitgebroken. Oma was tot dan nooit buiten Congo geweest.

“Alle familiebanden zijn vertroebeld door de gezamenlijk opgelopen trauma’s.”

Op haar elfde ging mijn mama met drie van haar zussen en één broer naar een pleeggezin. Toen waren mijn grootouders al een paar jaar gescheiden. Ze bleef er vijf jaar en ging dan naar een ander pleeggezin. Mijn grootvader heb ik nooit gekend, hij overleed voor mijn geboorte. Mama heeft hem ook niet echt gekend – er was slechts sporadisch contact tussen hen. Mijn oma kende ik wel een beetje, hoewel ze oud was en alleen Lingala sprak. Ik zag dat ze toch heel hard haar best deed, maar ze was zelf getraumatiseerd door de oorlog, de slavernij en de kolonisatie.

Brigitte, de moeder van Anaïs

Het was echt lastig. Mijn mama heeft trauma’s overgehouden aan haar verblijf bij beide witte pleeggezinnen, waar ze zich niet goed voelde. Alle familiebanden zijn vertroebeld en zij en haar broers en zussen zijn uit elkaar gevallen door de gezamenlijk opgelopen trauma’s. Ik merk dat ik er ook iets van voel: soms vind ik relaties echt eng. Ik heb nooit een goed voorbeeld van gezonde familiebanden of romantische liefde gehad, dus ik weet niet hoe er zelf mee om te gaan. Gelukkig zit mijn relatie met mijn mama goed. We zijn heel close, ze is mijn beste vriendin.

“Ik heb het gevoel dat een groot gewicht van mijn schouders zal vallen als ik in Congo ben. Dan weet ik tenminste waar ik vandaan kom.”

Wanneer mensen mij vragen waar ik vandaan kom, zeg ik altijd trots dat ik Congolees ben. Ze zijn verrast, omdat mijn huidskleur zo licht is. Ik heb weinig kennis over het land en de cultuur. Mama heeft zelf te weinig meegekregen om het te kunnen doorgeven, maar ik wil er echt mee geassocieerd worden. Het is een deel van mijn identiteit. Mijn broer en ik namen haar het gebrek aan kennis over onze roots lange tijd kwalijk. Nu kan ik het plaatsen: wij hebben alle drie een moeilijke relatie met Congo.

Oma zei tegen mama dat ze niet naar Congo mocht gaan, en mijn mama zei jaren later hetzelfde tegen mij. Het was niet veilig, meenden ze. Later besefte mama dat ze zelf behoefte had om er naartoe te gaan. Ze had nood aan te weten waar ze vandaan komt. Dat herken ik. Ik heb het gevoel dat een groot gewicht van mijn schouders zal vallen als ik daar ben, ook al weet ik eigenlijk niet wat ik er zal vinden. Maar dan weet ik tenminste waar ik vandaan kom. Het kan natuurlijk dat het uiteindelijk een eindeloze zoektocht naar mijn roots blijft: ik kan er wel naartoe gaan, maar ik zal nooit vragen kunnen stellen aan de doden…

Anaïs

Misschien wil ik ook gaan omdat ik me hier niet thuisvoel. Ik denk vaak: ‘Ik wil hier niet wonen, en toch zou ik niet weg willen.’ In een land als Nederland bijvoorbeeld zijn mensen meer gewend dan in België, maar dat is mijn land niet. Ik denk dat Congo dat ook niet zou zijn. Er is geen land waar ik mij helemaal goed zou voelen, denk ik. Dat is ook zo bij mijn vriendengroepen: die zijn multicultureel, en toch ben ik te wit voor mijn zwarte vrienden en te zwart voor mijn witte vrienden. Mensen kunnen mij niet categoriseren. Het voelt soms alsof ik niet goed genoeg ben, terwijl ik er gewoon bij wil horen. Ik vind het zelf erg moeilijk me te identificeren als ‘zwart’ omdat mensen mij niet zo zien en ik ben dan bang om over te komen als Rachel Dolezal. Daar ben ik echt voorzichtig mee.

Kaena, de broer van Anaïs

Dat ik niemand ken met wie ik me kan identificeren en niet weet waar ik vandaan kom, zorgt ervoor dat het soms voelt alsof ik mezelf niet honderd procent ken. Er is een gemis: ik lijk op niemand en niemand lijkt op mij. Als tiener was dat erg moeilijk. Ik wilde liever wit zijn en vermeed opzettelijk de zon om niet donkerder te worden. Ik haatte mijn sproeten. Ik dacht dat ik eruitzag als een aardappel. Het is grappig dat sproetjes nu zo’n schoonheidsfeature zijn geworden. In mijn tienerjaren was het dat echt niet.

“Ik heb nu steeds meer vrede met hoe ik eruit zie en wie ik ben.”

Ik besef dat ik depressief was als tiener. Ik had weinig vrienden en was ervan overtuigd dat iedereen wist dat ik anders was, zowel innerlijk als uiterlijk. Ik voelde me heel eenzaam. Toen ik van school veranderde en meer aan mijn zelfontwikkeling kon werken, begon ik me beter te voelen tegenover mijn lichaam. Mijn mama ging ook in therapie en is haar trauma’s aan het verwerken. Ze leerde daar iets dat ze met me deelde: ‘Wie je bent, wordt gevormd door alles wat je meemaakt, ervaart en beleeft in het leven.’ Dat is wel mooi, vind ik.

We werken allebei aan ons zelfbeeld, we leren onszelf accepteren en we voelen ons beiden steeds beter. Ik heb nu steeds meer vrede met hoe ik eruit zie en wie ik ben. Dat voelt echt goed.”

Foto’s: Doortje Van Herwaarde
Styling: Jonathan Zegbe
Lees hier de hele reeks Kleinkinderen van Congo

Schrijf je reactie

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen