Dit artikel werd ook gepubliceerd in Bookzine 6 dat te koop is de webshop. Of lees het artikel digitaal via Blendle
Vier uur lang knuffelen met wildvreemden. Ook dat soort workshops bestaan, zij het in Londen – waar anders? Ik ben er eentje gaan uitproberen. Omdat knuffelen gezond is. En ook om te zien waar mijn eigen grenzen liggen. Illustraties Agnes Loonstra
Knuffelen is goed voor je. Wist je dat oxytocine, het hormoon dat je lichaam aanmaakt als je knuffelt, altruïsme en binding bevordert? Het is dezelfde stof die moeders aanmaken wanneer ze hun baby borstvoeding geven. Maar er is een catch: het knuffelhormoon komt pas vrij als je langer dan twintig seconden knuffelt, terwijl de gemiddelde omhelzing slechts drie seconden duurt. Enter de cuddle workshops in Londen. Hun doel? Iedereen laten delen in het gelukzalige gevoel van een knuffel.
Hoewel ik wat reserves heb tegen knuffelen met wildvreemden, wil ik ontdekken hoe het is om vier uur lang met heel veel verschillende mensen te knuffelen. Dit is een workshop op beginnersniveau, wat betekent dat die niet zal eindigen in een grote puppy pile waarbij alle deelnemers als een nestje puppy’s met elkaar op de grond liggen knuffelen. Dat is voor gevorderden. Daarnaast is de workshop strikt niet-seksueel. Meer weet ik niet, wanneer ik de lichte cursusruimte in het yogacentrum binnenstap. Op de grond liggen paarse matrassen en kussens, waar andere deelnemers al met elkaar zitten praten.
Assistente Caroline heet me welkom en geeft me een zogenaamde waiver om te ondertekenen. Daarop staat dat ik me aan de instructies zal houden en dat ik weet waar ik aan begin. Dat weet ik helemaal niet, maar toch zet ik mijn handtekening. Na de formaliteiten word ik doorverwezen naar een tafeltje met thee, koekjes en een strategisch geplaatst kommetje pepermuntjes, wat me eraan herinnert dat de mensen aan de andere kant van de zaal straks met hun gezichten – en wie weet wat nog meer – heel dicht bij me gaan komen.
“Blijkbaar is ‘Zou ik de enige normale persoon zijn?’ het soort vraag dat iedereen zich vandaag stelt.”
Ik bekijk de deelnemers: een gemengde groep qua leeftijd, geslacht en huidskleur. Ik zuig op een pepermuntje, denk mijn zenuwen weg en ga op een kussen zitten, waar ik hen vraag waarom zij hier zijn. Dat gaat van “Ik ben nooit zo’n touchy feely persoon geweest en dat wil ik veranderen” tot “Mijn relatie is net verbroken en ik mis het om geknuffeld te worden.”
Als de groep compleet is, gaan we in een kring op de matrassen zitten. Ik stel me voor als journalist die over de workshop zal schrijven en workshopleiders Anna en Andrew stellen elkaar voor. Anna, een jonge vrouw met lang bruin haar, is (zoals ik al vermoedde) yogalerares en Andrew, een veertiger van zeker twee meter, is (dit is wel een verrassing) gemeenteambtenaar. Andrew volgde een paar jaar geleden zijn eerste knuffelworkshop bij Anna. Na zijn scheiding miste hij geborgenheid. Hij ging naar de knuffelworkshop met de angst de enige normale persoon in de ruimte te zijn en vertrok met de wens om ook knuffelworkshops te geven. Er gaat gelach door de zaal als hij dit vertelt; blijkbaar is “Zou ik de enige normale persoon zijn?” het soort vraag dat iedereen zich vandaag stelt.
Dan kan de workshop van start gaan. We beginnen met een warming-up waarbij je door de zaal huppelt en deelnemers begroet met een aanraking. Handen tegen handen, ellebogen tegen ellebogen of knieën tegen knieën. Dat zorgt voor de nodige grappige manoeuvres en de spanning ebt weg.
Een goede knuffel begint met zeker weten dat beide partijen echt aangeraakt willen worden, zegt Anna. Daarom oefenen we met het aangeven van grenzen. Je gaat tegenover een deelnemer staan en vraagt: “Wil je me een knuffel geven?”, waarna die moet antwoorden met “Nee, dank je.” Er mag niet geknuffeld worden, want het gaat erom “nee” te leren te zeggen en te horen. Vooral de vrouwen hebben moeite om iemand af te wijzen. Anderen voelen zich ongemakkelijk omdat ze weten dat ze afgewezen zullen worden.
“Eigenlijk wil ik jullie ook helemaal niet knuffelen, maar het is toch maar een kleine moeite?”
Ook ik ben slecht in “nee” zeggen. Ik had me in mijn gewone leven al voorgenomen om het vaker te doen. Want ik mis nog liever een halve nacht slaap dan dat ik “nee” zeg tegen extra werk of tegen een vriendin die nog iets wil drinken. Voor mij is dit dus de ideale oefening. Als we bij de volgende opdracht echt mogen kiezen wanneer ons de vraag “Wil je een knuffel?” wordt gesteld, krijg ik maar één keer een nee over mijn lippen. Bij de rest denk ik: eigenlijk wil ik jullie ook helemaal niet knuffelen, maar het is toch maar een kleine moeite?
We zijn nog niet eens echt begonnen met de workshop en ik lig alweer in conflict met mijn eigen comfortzones. Toch is dat waar ik op hoopte. Meedoen aan gekke workshops leert je altijd wel een ongemakkelijke waarheid over jezelf.
Bij sommige mensen denk ik juist: please hug me! Als er een vrouw die een vrolijke en oprechte vibe afgeeft tegenover me staat, hoeven we elkaar niet eens de vraag te stellen. Ze slaat haar armen om me heen en in plaats van een oppervlakkige knuffel waarbij alleen onze schouders raken en we elkaar wat onhandig op de rug kloppen, volgt er een lange omhelzing waarbij onze hele lijven betrokken zijn en we elkaars harten voelen kloppen. Ik denk dat we de twintig seconden naderen. Ik ken deze vrouw niet. Maar ik weet zeker dat we allebei een keer iets hebben meegemaakt waarbij we een knuffel als deze nodig hadden en er niemand was om die te geven. Ik word warm vanbinnen. Zou dit nu zo’n oxytocinerush zijn?
“Yogalerares Anna vertelt dat we samen een bewegend organisme zijn geworden, in dit geval dus zeewier.”
Dan instrueert gemeenteambtenaar Andrew ons om een partner te zoeken en samen op een matras te gaan zitten. Ik kies een vriendelijk ogende vrouw die net zo klein is als ik. Dat is wel zo gemakkelijk. Ik moet met mijn rug naar haar toe gaan zitten, terwijl zij haar handen lichtjes over mijn schouders, rug en hoofd laat glijden. Als ik mijn ogen sluit, voelt het alsof ik in het park zit en de zon af en toe door de wolken breekt en me verwarmt. Wat we hier precies leren is me niet duidelijk, maar ik vermoed dat het iets te maken heeft met het leren waarderen van de subtiliteiten van lichte aanraking. Hoe dan ook: het voelt fijn.
Als volgende opdracht gaan we rug aan rug staan met een andere partner. Het is de bedoeling dat we visualiseren dat we ‘zeewier’ zijn: je zit vast tot aan je middel in het zand en alles daarboven deint mee op het ritme van de zee. Soms is de zee rustig, soms wat onstuimiger. Eerst is het vooral grappig, maar na een tijdje merk ik dat ik niet meer weet of ik de bewegingen initieer of de vrouw die met haar rug tegen de mijne geplakt staat. Yogalerares Anna vertelt dat we samen een bewegend organisme zijn geworden, in dit geval dus zeewier – ik kan een lachgolf niet onderdrukken.
Niemand merkt het, gelukkig. Of: Niemand neemt er aanstoot aan.
Wanneer we weer in de kring gaan zitten, toont Anna ons een plaatje van een kat. Het lijf van de poes is opgedeeld in verschillende zones. Hoofd en stuitje: daar wil ze heel graag geaaid worden. Op de buik en rug misschien, de pootjes niet en de staart zeker niet. Dan laat ze een foto zien van een hond die ook is opgedeeld in zones. De hond vindt alle plekjes awesome. Voor de volgende oefening zullen we proberen minder als de hond te zijn en meer als de kat: bij elke aanraking moeten we goed aanvoelen wat we echt fijn vinden. Dit signaleren we aan onze partner met “ja”, “jaaaah”, “nee” of “pauze”. De ander mag heel je lijf aanraken, behalve de “bikinizones”.
Ik merk dat niet zozeer de plek van belang is, maar de manier waarop ik word aangeraakt. Een warme hand in mijn knieholte is een “ja”, maar een weifelende hand op dezelfde plek kriebelt zo hard dat ik bijna wil uithalen zoals de kat op het plaatje.
“De man die ik al heel de middag met succes vermijd, pikt me eruit voor de volgende opdracht.”
En dan is het zover. De man die ik al heel de middag met succes vermijd, pikt me eruit voor de volgende opdracht. Het is de manier waarop hij naar me gluurt waardoor ik hem ervan verdenk hier alleen maar te zijn om jonge vrouwen te kunnen aanraken. Ik besluit hem het voordeel van de twijfel te geven. We zitten in kleermakerszit tegenover elkaar en ik moet mijn handen in een kussen op zijn schoot leggen. De man moet mijn handen strelen. Eerst met volle aandacht, dan weer net niet met volle aandacht, maar terwijl hij afgeleid door de ruimte kijkt. Deze oefening is bedoeld om te voelen hoe anders het is als iemand je bewust aanraakt, want zoals zoveel dingen is aanraking veel leuker als je het met aandacht doet.
De man die mijn handen aait, fluistert dat ik zulke heerlijk zachte vrouwelijke handen heb. “Dat is omdat ik journalist ben en niet veel anders doe dan typen,” bijt ik hem toe, in de hoop hem eraan te herinneren dat zijn vunzige opmerking in een artikel zal terechtkomen. Maar eigenlijk, zo besef ik meteen, had ik in dit geval mijn grenzen moeten aangeven. Mijn handen laten strelen vind ik veel intiemer dan wanneer iemand mijn hele lichaam tegen zich aandrukt. Ik ben opgelucht om een nieuwe partner te mogen kiezen voor de volgende oefening.
Anna laat ons de setting voor het volgende onderdeel visualiseren: je zit in een blokhut bij de open haard. Er staat een warme chocolademelk op tafel en Bon Iver draait op je platenspeler. Dan komt er een kat aan die zich oprolt op je schoot. In dit geval is de kat een andere deelnemer die zijn hoofd op een kussen op je schoot legt. Een paar minuten lang aai je deze kat en dan wissel je rollen.
Weer vind ik het een beetje ongemakkelijk, zo’n vreemde man die in mijn schoot ligt te spinnen. Een mens aaien zoals je een huisdier aait, zonder je af te vragen of die ander daar misschien opgewonden van raakt, mij lukt het niet.
Veel verder wil ik mijn comfortzone niet laten oprekken. Dat hoeft gelukkig niet: we sluiten af met nog meer omhelzingen en even later zit ik weer in de kring. Anna nodigt ons uit om in twee woorden te vertellen hoe we ons voelen. Ik voel me relaxed en vrolijk, zoals de meesten. Bij anderen zit er een paradox in de twee woorden “geliefd en eenzaam” of “gelukkig en verdrietig”. Het lijkt erop dat velen zich hier even geliefd en verbonden voelden, maar er ook aan herinnerd worden dat ze buiten deze ruimte weer alleen zijn.
“Wat deze workshops bijzonder maakt, is de nood aan genegenheid. Een diep menselijk verlangen dat verbindt.”
Na afloop ga ik met een aantal deelnemers uit eten om te horen hoe zij de workshop ervaren hebben. “Soms vraag ik me af waarom je zoveel van dit soort events in Londen hebt,” zegt een van hen. “Komt het omdat er hier zoveel mensen wonen waardoor je eender wat kunt organiseren en er altijd wel iemand gek genoeg is om mee te doen? Of komt het omdat de samenleving zo verdeeld geraakt is dat we dit soort events nodig hebben om elkaar nog eens te vinden?”
Als mensen samenkomen in groep is de verbindende factor vaak een label zoals politieke voorkeur of beroep. Of misschien dezelfde muzieksmaak. Wat deze workshops bijzonder maakt, is de nood aan genegenheid. Een diep menselijk verlangen dat verbindt. Een andere deelneemster meent dat ongeacht hoe we ons naar de buitenwereld toe gedragen, of we nu vluchtelingen met open armen willen ontvangen of voor gesloten grenzen stemmen, ons onderbewustzijn schreeuwt om knuffels. Ik grinnik. Grote kans dat ik vandaag een Brexiteer heb geknuffeld. Of een internettrol die, mocht hij Nederlands kunnen lezen, haatcomments zou achterlaten als reactie op de artikels die ik schrijf. Vind ik dat heel erg? Eigenlijk niet. Uiteindelijk hebben ook haters nood aan knuffels – misschien zij nog het meest van iedereen. En wie weet veranderen ze dankzij een overdosis oxytocine nog wel in een altruïst.
Graag gedaan, wereld.
Schrijf je reactie