Column

Ode aan de onbereikbaarheid

Ode aan de onbereikbaarheid

‘Deze week verdween de laatste telefooncel uit ons land.’

‘De laatste wat?’

‘Hé, jij daar, kan je even opkijken van je smartphone, wanneer ik tegen je praat?’

‘Oké, sorry. De laatste wat?’

‘Laat maar.’

Een kleine rondvraag leert het al. De telefooncel is een reeds half vergeten relict uit het verleden geworden, waar nu ook de laatste overblijfselen van uit het straatbeeld zullen verdwijnen. Nochtans, ik ben er zeker van dat nog heel veel mensen er een gekoesterde herinnering aan hebben. Doctor Who reisde ermee door ruimte en tijd. Clark Kent gebruikte hem om erin zijn slinkse vermomming af te schudden en als Superman weer tevoorschijn te komen. Maar vooral: amper twintig jaar geleden stond het straatbeeld er nog vol van.

Wij hadden geen draagbare telefoon. Wij waren vrij. Zo voelde het toen.

Mijn eerste jaren aan de universiteit. Elke woensdag stonden we aan te schuiven voor de telefooncel op het Prudens Van Duysepleintje in Gent. Ja, er waren al wel mensen die een draagbare telefoon meezeulden over straat. Het betrof voornamelijk dertigers en veertigers, stokoud dus in mijn studentenogen, die zulke telefoons dan in zo’n lelijk tasje hadden zitten dat zo opzichtig mogelijk aan hun broeksriem was bevestigd, als een soort holster der vooruitgang. Wie mee was met de tijd, die wou dat laten zien.

Wij, studenten, hadden geen draagbare telefoon. Wij waren vrij. Want ja, zo voelde het toen. Eén keer per week gingen we aanschuiven aan de telefooncel om middels wat bij elkaar geschraapt kleingeld of een opgespaarde telefoonkaart onze ouders ervan te vergewissen dat we nog in leven waren. Zo ging dat toen. Je vertrok op zondagavond, gaf één keer per week aan dat alles oké was en kwam dan pas vrijdagavond weer thuis. Onze ouders werden niet gek van zorgen omdat ze niet dagelijks een sms kregen. Plotse ingevingen van goede raad werden weer ingeslikt en opgespaard voor het weekend.

Niet dat ik buitengewoon bemoeizuchtige ouders had of zo, maar het gaf een ongelooflijk gevoel van vrijheid om niet bereikbaar te zijn. Al is het misschien pas bij het terugblikken, vanuit een tijdperk waarin volcontinu en snel communiceren de regel is, dat ik het ook als vrijheid kan benoemen.

Ik laat ook vaak met mijn neus op het scherm van mijn telefoon gedrukt, de echte wereld wat aan mij voorbij gaan. Maar toch blijft er wat heimwee hangen.

Afspreken met vrienden? Gewoon langsgaan op hun kot. De wereld van de studenten strekte zich sowieso maar uit over een gebied van een zakdoek groot. En wanneer er iemand niet thuis was, tja, dan kwam je later wel eens terug. Of anders wist je ze wel te vinden. De aula, het stamcafé, het studentenrestaurant, de taverne met de pooltafels; zoveel mogelijkheden waren er niet.

Naar huis telefoneren was een belevenis. Niet spannend of zo, maar ook niet alledaags. En je had iets te vertellen, want je had nog niet elke gedachte die in je was opgekomen de afgelopen dagen, ongefilterd en ongeordend de ether in getweet.

Maar nu is het dus voorgoed voorbij, dat tijdperk. Net als de meeste mensen laat ook ik vaak, mijn neus op het scherm van mijn telefoon gedrukt, de echte wereld wat aan mij voorbij gaan. Toch blijft er af en toe nog wat heimwee hangen.

Ik zal je een geheim verklappen: mijn gsm staat altijd op stil. Altijd. Wie mij belt, bel ik meestal terug, omdat ik het telefoontje heb gemist. En ook een sms durft al eens een tijdje onbeantwoord te blijven. Het is wat onnozel, maar noem het een kleine daad van rebellie. Een ode aan de onbereikbaarheid.

foon2

Wat zijn jouw herinneringen aan telefooncel? Deel ze hieronder.

Foto: Istock

Schrijf je reactie

2 reacties

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen