Column

De eeuwig durende zomervakantie

De eeuwig durende zomervakantie

Als volwassene lijkt je vakantie voorbij te vliegen, maar als kind duurde de zomervakantie een eeuwigheid. Redacteur Stijn neemt een trip down memory lane en denk terug aan die mooie, maar lange zomermaanden.

De zon staat hoog aan de hemel. Het is broeierig heet en de poes slaapt op een schaduwrijke plek onder de kerselaar. Ik lig in het gras en staar naar de wolken die als onbereikbare suikerspinnen hoog boven me gestaag voorbij drijven. Ik probeer figuren in de wolken te herkennen: nu eens een draak, dan weer een vogel of een gezicht. Af en toe laat een overvliegend vliegtuig witte wolkenstrepen na en dan vraag ik me af naar welke vakantiebestemming de ijzeren vogel zijn passagiers vliegt. Vakantie is een periode waarin mijn leeftijdsgenootjes op reis gaan met hun familie of op kamp met hun vriendjes; voor mij is vakantie een periode waarin ik niet naar school moet maar niet een periode waarin ik met mijn gezin op reis ga. Wij gaan niet op vakantie, want daar hebben we het geld niet voor.

Mijn vakantie speelt zich vooral af in mijn imaginaire speeltuin: onze tuin. De witte plastic tuinset blakert in de smeulende zomerzon. In onze tuintafel steekt een felgekleurde en met reclame bedrukte parasol. Ik vind het heerlijk om mijn handen om de staaf te klemmen en die rond te draaien, steeds sneller en sneller en sneller. Door die draaibeweging stijgt de parasol met tafel en al op en vliegen we een of ander avontuur tegemoet, net zoals de vliegende bol van Professor Gobelijn. Onderweg pikken we nog een aantal vriendjes op, maar ook die moet ik erbij fantaseren.

Ik ga op expeditie in een oerwoud dat vol zit met wilde dieren met rare poten en tentakels, die ik vang en tentoon stel in mijn eigen dierentuin van lege confituurpotten.

Speelkameraadjes heb ik niet echt, zelfs geen broer of zus. De kinderen uit het dorp ken ik niet omdat ik in een andere gemeente naar school ga. Mama deed ooit wel een poging om me in de plaatselijke jeugdbeweging te laten inlijven, maar ik ben er gillend weggelopen omdat ik schrik had van al die onbekende gezichten. Dat was misschien niet zo dapper van me, maar ik was een beetje bang: kinderen kunnen best gemeen zijn zie je, dat heb ik op school al ondervonden.

Meestal kan ik mezelf wel bezighouden. Dan ga ik op expeditie in een oerwoud dat vol zit met wilde dieren met rare poten en tentakels, die ik dan vang en tentoon stel in mijn eigen dierentuin van lege confituurpotten. Ik moet wel opletten dat de ademgaatjes die ik in de deksels maak niet te groot zijn, anders ontsnappen ze en is er grote paniek onder de bezoekers van de zoo. Mijn favoriete insecten zijn de tsjirpende sprinkhanen. Ik wou dat ik ook zo kon springen van het ene grassprietje naar het andere. Spinnen vind ik dan weer heel gemene en vieze dieren, die je zeker in een apart potje moet steken anders peuzelen ze hun kooigenoten op. ’s Avonds laat ik alle insecten terug vrij zodat ze het avontuur aan hun vriendjes kunnen doorvertellen en ik de volgende dag terug op expeditie kan.

Als het regent zit ik vaak urenlang met mijn neus in boeken of strips, want als ik over avonturen lees dan beleef ik ze echt alsof ik in het boek word gezogen. Of ik speel Super Mario Bros. op de Nintendo. Dan spring ik op wandelende champignons en vuur ik schildpaddenschilden af op andere vijanden. Maar ik ben geen krak in dat soort spelletjes. Ik val altijd in een put of ik knal tegen een muur. Daardoor blijf ik altijd op de laagste levels steken en begint Mario me al gauw te vervelen… Dan creëer ik liever mijn eigen fantasiewereld met al mijn Playmobils. Een wereld vol piraten op de woeste zee, magie en spektakel in het circus of cowboys en indianen die de vredespijp roken rond de totempaal. In de wereld van Playmobil kan ik alle werelddelen bezoeken en ben ik nooit alleen.

Soms overvalt de zomertijd treurnis me. Ik weet geen blijf met mezelf en transformeer in een ambetant kind dat het bloed vanonder mama’s nagels haalt.

Op andere dagen slaag ik er niet in om mezelf bezig te houden en dan overvalt de zomertijd treurnis me. Op zulke dagen biedt zelfs de gegarandeerde, geruststellende verveling geen soelaas. Ik weet dan met mezelf geen blijf waardoor ik Power Ranger-gewijs transformeer in een heel ambetant kind dat het bloed vanonder mama’s of oma’s nagels haalt. Dat is niet zo flink van me, dat besef ik wel, maar het is sterker dan mezelf.

Ik woon op het platteland, in een gehucht dat meer koeien telt dan inwoners. De stilte is hier meestal oorverdovend. Geen roepende mensen, overvolle terrassen of toeterende auto’s. Enkel zoemende bijen, loeiende koeien en knetterende prikkeldraden. De zeldzame buren zijn allemaal boeren of boeren op rust, met hen valt ook niets te beleven.

Op het einde van de straat is er het buitenverblijf van een advocatenkoppel en heel soms kan ik met hun zoon spelen. Maar die mensen zijn wat vreemd; als de jongen bij mij thuis speelt krijgt hij ijsjes en frisdrank naar hartenlust, maar als ik bij hem speel moet ik naar huis fietsen als ik iets wil drinken. Raar toch dat ik daar niets te drinken krijg, zelfs geen slokje water! Zo arm kunnen die mensen niet zijn want ze hebben twee huizen, paarden in de tuin en gaan heel vaak op reis naar het buitenland. Ik snap die mensen niet helemaal…

We wandelden door een buurt waarin vrouwen achter verlichte ramen stonden terwijl de mannen op straat hen aanstaarden. Zoals in de winkelstraat, maar dan helemaal anders.

Het hoogtepunt van mijn vakantie is onze jaarlijkse daguitstap naar Antwerpen en daar kijk ik zo hard naar uit dat ik de dagen ervoor met moeite de slaap kan vatten. Je denkt nu waarschijnlijk dat ik gek ben omdat ik zo uitkijk naar een dagje Antwerpen, maar voor mij is dat een heus avontuur, hoor. Die grote stad staat in schril contrast met waar ik vandaan kom. Misschien gaan we dit jaar wel terug dieren staren in de Zoo, of slenteren we door die hele lange straat met grote winkels, waar geen einde aan lijkt te komen. Ik vind het ook plezant om in de supermarkten van Chinatown rond te dwalen. Daar liggen er vreemde dingen in de rekken die ik niet ken en de onleesbare verpakkingen zijn vaak grappig. Vorig jaar wandelden we ook door een rare buurt waar er vrouwen achter verlichte ramen stonden terwijl de mannen op straat hen aanstaarden. Het deed me een beetje denken aan de winkelstraat, maar dan weer helemaal anders. Eigenlijk wel vreemd, want de vrouwen zaten allemaal in bikini voor dat raam; ze gingen erna vast allemaal samen zwemmen. Naar die buurt ga ik dit jaar liever niet terug, ik vond het toch maar niets en ik vind meisjes stiekem een beetje vies maar sssht, dat mag je niet verder vertellen.

Eigenlijk vind ik die twee maanden zomervakantie best lang en ben ik stiekem blij als de Terug-naar-school-periode in de winkels aangebroken is. Dan maak ik inwendige vreugdesprongen als ik een nieuwe pennenzak of kaftpapier mag uitkiezen. Maar dat zeg ik natuurlijk tegen niemand, want mijn klasgenootjes vinden me nu al een rare jongen en welk kind vindt de grote vakantie nu niet leuk? Maar nu moet ik er snel vandoor want ik moet vandaag mijn vakantieblaadje nog maken. Mama heeft die vervelende blaadjes met rekensommen en taaloefeningen gekocht zodat ik niet dom zou worden tijdens de zomervakantie, de eeuwig durende zomervakantie.

Illustratie: ©Jeroen Van Zwol/Zwoltopia
Meer over Stijn vind je op zijn blog Hetzaljezoonmaarwezen.be

Schrijf je reactie

14 reacties

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen