Column

“Papa, waarom zeg je niks?”

“Papa, waarom zeg je niks?”

De zoon zit met zijn lego te spelen. Er is een vreselijk accident gebeurd: de chauffeur van de kampeerwagen is de controle over het stuur verloren en tegen een boom geknald. Politie en brandweer rukken uit. Elke interventiewagen krijgt een andere sirene. De geluiden die zoonmans produceert zijn perfecte doorslagjes van de verschillende soorten sirenes die ons geregeld komen toegewaaid vanuit de stad. Hij lijkt helemaal op te gaan in zijn spel. Speelt alsof het de laatste keer is dat hij zijn lego kan koesteren. In zekere zin is dat ook zo. Althans voor even, want straks vertrekt hij voor een paar dagen naar zijn grootouders.

Ik zet de radio aan. Een mannenstem stuurt de hoofdpunten van het nieuws de woonkamer in. ‘Griekenland heeft vluchtelingen per boot teruggestuurd naar Turkije’, leer ik. De zoon kijkt op.

‘Papa, dat is toch niet lief van Griekenland!’, klinkt het verontwaardigd.

Ik dacht dat de zoon een legoleven aan het redden was, maar blijkbaar kan hij multitasken: een speelgoedventje reanimeren én tegelijk naar het nieuws luisteren. Kan hij straks de geredde chauffeur helemaal bijpraten over de laatste ontwikkelingen in de wereld.

‘Waarom doet Griekenland dat?’, vraagt hij.

Ik krab eens achter mijn oor. Ik vind het heerlijk om met de zoon van gedachten te wisselen en hem – soms complexe – materie op een bevattelijke manier uit te leggen. Maar nu weet ik het ook even niet.

Natuurlijk kan ik het hele verhaal te doen. Maar dan komen de vragen. En nog meer vragen. Terwijl ik er zelf zoveel heb.

‘De Europese landen hebben een deal gemaakt, jongen. Griekenland krijgt zoveel vluchtelingen op bezoek dat ze niet alle mensen kunnen helpen. Dus mag Griekenland nu vluchtelingen naar Turkijke sturen. Turkije krijgt daarvoor geld van de andere Europese landen. Zes miljard om precies te zijn. En dat is nog maar het begin van het verhaal, want in diezelfde deal hebben de Europese landen nog andere afspraken gemaakt.’

Ik denk het alleen. Zeg het niet luidop. Voel weerstand. Het is iets na achten in de ochtend en op één of andere manier voel ik mij niet in staat om het hele verhaal te doen. Want natuurlijk kan ik van wal steken zoals hierboven. Maar dan komen de vragen. En nog meer vragen. Terwijl ik er zelf zoveel heb.

Ik vind de wereld moeilijk uit te leggen. Aan mezelf en aan mijn kind. Er is oorlog in Syrië. Er is een kalifaat. Er worden aanslagen gepleegd in Parijs, Brussel, Ankara. En dagelijks in tal van andere steden in verre landen, waar nog meer mensen sterven (maar oef: net ver genoeg van ons bed… hoeven we daar toch niet al té wakker van te liggen).

Plots moet de schoolpoort op slot. Gaat de zoon niet meer zwemmen met de klas, want het dreigingsniveau staat op 4. Tussendoor sterft een wielrenner aan een hartaanval, loopt er een gek rond in Amerika die goed op weg is naar het Witte Huis, houdt een zootje extreemrechtse hooligans lelijk huis in Brussel, verliest de burgemeester van datzelfde Brussel compleet de pedalen en gooit de burgemeester van Antwerpen op tijd en stond wat olie op het vuur. De islam wordt verketterd, wat dan weer garen is op de spinnenwielen van moslimextremisten. En ja, er is veel solidariteit, maar ook veel angst en wantrouwen. Dit is 2016. Dit is de wereld die ik aan mijn zoon moet uitleggen. En ik weet niet hoe. Links en rechts weten het ook niet. Ze werken allebei alleen maar op mijn zenuwen. Want natuurlijk moeten we niet naïef zijn en natuurlijk moeten we ook mens blijven. Blablabla.

Ik wil de zoon over liefde leren. Over verdraagzaamheid. Over alle kleuren en smaken en mensen die er zijn. Dat we niet bang hoeven te zijn.

Ik wil de zoon over liefde leren. Over verdraagzaamheid. Over alle kleuren en smaken en mensen die er zijn. En dat het goed is zo. Dat we niet bang hoeven te zijn. Nee, dat we elkaar moeten leren kennen. Echt leren kennen. Muntthee moeten drinken samen. Dat cliché, ja. Ik word niet plots ongemakkelijk als ik een moslim over straat zie lopen. Sterker nog: ik groet, lach, knik. Alsof ik wil zeggen: het is oké, ik scheer u niet over één en dezelfde kam.

‘Papa, waarom zeg je niks. Waarom stuurt Griekenland vluchtelingen weg. Waar moeten die mensen nu heen?’

‘Kom eens hier, jij’, zeg ik, en ik neem de zoon op mijn schoot, en in míjn armen. Mijn langste. Mijn warmste. En ik steek toch maar van wal. Vertel dingen die op een uitleg lijken. En zoonmans luistert. Zegt nadien: ‘God heeft echt bestaan, hoor. Dat was de papa van Jezus. Dus hij móet wel bestaan hebben, toch?’

Dat we vooral moeten vertrekken nu, antwoord ik. ‘Snel die jas aan, want mammie en pappie wachten op jou!’ Hij doet wat ik vraag. Gaat niet door op Jezus en co. Godzijdank.

Schrijf je reactie

2 reacties
  • Dankjewel Patricia! Doet me zeer veel plezier. 🙂

  • Patricia Desmet says:

    Ik herken zoveel in je artikel. Ik heb zelf 2 zonen van 7 en 4 jaar en bots ook steeds op van die moeilijke vragen. Ik vraag me soms echt af in wat voor een soort wereld onze jongens zijn terechtgekomen. Ik probeer steeds te focussen op het goede.
    Ik vind trouwens je artikels telkens zo mooi en zo oprecht. Ik lees ze elke keer met ontroering!
    Bedankt hiervoor.
    Patricia

Copywriter, journalist, woordvoerder, boekenwinkeluitbater, (dorps)dichter… Het cv van Jeroen (42) verzamelt een bonte verzameling stielen en geen ongelukken, met één grote rode draad: taal. Sinds 2013 is hij aan de slag als creatief schrijver bij Studio 100, waar hij onder meer boeken en magazines maakt. Daarnaast heeft hij ook zijn eigen schrijfbedrijfje, De Zinnenspinnerij. Maar voor alles is hij papa van een mondige zoon, Cas (6), die al eens een hoofdrol speelt in Jeroens column voor Charlie Magazine.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen