Ik ben ei zo na gecrasht. Het was kantje boord. Nog net op tijd naar lijf en leden geluisterd. Niettemin lijkt mijn leven nog het meest op een tienerkamer nu: alles ligt overhoop. Het is één grote bende. En dus zet ik de grote middelen in. Therapie geboekt, slaapkliniek gedaan en straks in behandeling voor apneu, moeilijke keuzes gemaakt en in september neemt ook de cardioloog mij nog even onder handen. Hoofd, hart, ziel: alle drie worden ze gefileerd. Ik wil geen tienerkamer meer. Ik wil rust. Ik wil eindelijk eens samenvallen met mezelf. En grenzen trekken en bewaken – iets dat erg nieuw voor me is. Gepaard gaat met schuldgevoel, ook. Maar dat is de val waar ik niet wil in trappen: die van schaamte en schuld.
Het is 16 jaar geleden dat ik in dit Provençaalse huis geweest ben. Ik was 26, en niks was wat het leek. Ik ben 42 nu en de dingen zijn nog steeds niet wat ze lijken.
Het is met dat alles in gedachten dat ik op een recente maandag in Lille op de TGV stap, zoonmans aan mijn hand. Ik met een grote koffer, hij met een kleine. Bestemming: de Provence, waar we terecht kunnen in het huis dat mijn nonkel en tante daar 40 jaar geleden gebouwd hebben. Het is 16 jaar geleden dat ik er geweest ben. Ik was 26, en niks was wat het leek. Ik ben 42 nu en de dingen zijn nog steeds niet wat ze lijken.
Het is het huis waarin ik eerder ook al als kind te gast was, gedurende twee zalige zomers. En nu neem ik er mijn eigen zoon mee naartoe. Deze keer klautert hij in één van de hangmatten in de tuin. Is hij degene die bang is voor de wilde everzwijnen in de omgeving. Is het zijn lach die galmt over het terras. Is het zijn blik die niet weet wat eerst in te blikken. En is het zijn neus die overspoeld wordt door een geurenzee van wilde tijm, lavendel, steeneiken en zuiderse tomaten. De soundtrack is al 40 jaar onveranderd: het strijkorkest van krekels speelt als vanouds ten dans.
We spelen mikado op de terrasstenen, gooien waterballonnen naar elkaar, rijden elke ochtend naar de bakker voor een pain de campagne en wat croissants. Steken nadien de straat over naar de bar tabac tevens krantenwinkel om er een Var Matin te kopen: de polsslag van de streek.
“Hoe zeg je dag in het Frans, papa?”
“Bonjour,” leer ik hem.
“En hoe zeg je dankjewel?”
“Merci beaucoup.”
Ik betaal het brood en wens de bakkersvrouw “une bonne journée”.
“Bonjour”, zegt de zoon. “Merci beaucoup!” En hij lacht zijn mond wisselende tanden bloot.
We stappen in de auto. Zoonmans mag vooraan. Zoals ook ik dat uitzonderlijk mocht, toen ik als kind meeging naar de bakker. Er zijn van die kleine genoegens die van alle kindertijden zijn.
“Ben jij hier vaak geweest?”, vraagt mijn nageslacht.
“Dit is de vierde keer”, antwoord ik.
“Vind jij het hier leuk, papa?”
“Ja, heel leuk. Eigenlijk vind ik het jammer dat ik hier niet vaker naartoe ben gekomen.”
“Ik vind het ook super, papa. Spijtig dat nonkel Marcel het huis gaat verkopen.”
Nonkel Marcel is mijn oom, dus ‘s zoons achter-oom, of hoe noem je zoiets?
“Misschien moeten we toch snel nog eens terugkomen,” voegt mijn jongen eraan toe.
Een week lang leven we op z’n Provençaals: trager, zintuiglijker, eenvoudiger en toch rijker. We oefenen onszelf in art de vivre. Mijn hoofd, hart en ziel houden zich relatief koest, zelfs al word ik geregeld teruggekatapulteerd naar mijn eigen jeugd. Het geheugen van de geuren doet zijn werk. Flitst mij heen en weer, van nu naar toen. Maar het is goed. Diezelfde geuren zijn op een manier ook geneeskrachtige balsem.
De zoon vraagt voor het eerst in drie weken niet wat we morgen gaan doen, in de hoop dat ik met één of andere spectaculaire activiteit kom. Morgen vertrekt hij naar zijn mama. Morgen is voor even afscheid nemen.
Zouden ze dat later ook zijn voor zoonmans, vraag ik me af. Of zelfs nu al? Zijn er op zijn zevende geuren die hem terugzenden in de tijd, naar toen hij drie was? De zoon zelf is er niet mee bezig. Hij speelt. Is zijn energieke zelve. 35 graden in de schaduw, daarmee krijg je hem niet klein.
Een kleine week later zitten we terug op de TGV, deze keer richting Brussel Zuid. Al na een half uur vraagt hij ‘of het nog lang rijden is’. Als dat Provençaals geluk dan toch moet stoppen, laat het dan snel gaan, lijkt zijn devies. Hij vraagt voor het eerst in drie weken ook niet wat we morgen gaan doen, in de hoop dat ik met één of andere spectaculaire activiteit kom. Morgen vertrekt hij naar zijn mama. Morgen is voor even afscheid nemen. En morgen begin ik aan de grote kuis: bind ik de strijd aan met mijn demonen. Ik hoef ze niet meer. De uitwijzingsprocedure wordt ingeleid. Maar dat vertel ik hem allemaal niet.
In plaats daarvan, zeg ik slechts: “Ik vond het heerlijk, ons weekje in de Provence. En weet je wel hoeveel ik van je hou?”
De zoon weet het.
Hij kan het intussen opzeggen als een mantra.
“Van hier tot de maan en terug en dan maal duizend miljoen, papa!”
Ik knik.
En we zwijgen sprekend.
11 reacties
Ik zou je column kunnen blijven lezen, elke keer kan ik mij perfect voorstellen waar je het over hebt.
Ik vrees dat het niet aan de leeftijd ligt. Ik ben begin dit jaar een weekje op mindfulness vakantie geweest, even weg van alles en iedereen. Wat mij daar die week opviel is dat iedereen daar allemaal ‘dezelfde’ zorgen had, of ze nu -30, +60, man of vrouw waren… We vonden het geweldig dat we de beslissing genomen hadden om even op pauze te duwen en te investeren in onszelf. Die week heeft voor mij enorm veel gedaan. Mijn zorgen zijn er nog maar ze zijn stamgasten geworden in mijn denkbeeldig café, ik trakteer ze vriendelijk iets en weet dat ze ook weer verder gaan naar het volgende café…
Veel succes met de jouwe!
Heel mooi, Jeroen.
Dit is het eerste wat ik van je lees.
Ik wou schrijven “Denk ik het eerste wat ik van je lees,” maar ik weet het zeker.
Want anders zou ik je naam sowieso al onthouden hebben.
Hey Jeroen,
Het is echt de leeftijd. Denk ik. Maar wie schrijft, die blijft 😉
Groetjes
Je vroegere studiegenoot,
Wini
Sapperloot Wini! Doet me plezier je hier te lezen… 🙂
Zou het?
Zou het echt de leeftijd zijn?
Het zijn dus de jaren, die de demonen naar buiten jagen. LOL.
Hoop dat je ’t wel stelt. Gelukkig, en zo.
Liefs,
J.
Gelukkig bij momenten hé Jeroen, je weet hoe dat gaat (vanaf een bepaalde leeftijd). En 20 jaar, 2 kinderen, 5 jobs en 3 therapeuten later, ben ik zelf ook nog lang niet aan mijn binnenste laagje 😉
Groetjes
Wini
Lieve Jeroen,
Wat lees ik je graag.
Keer op keer neem je ons mee naar plekken en momenten vol klank, kleur en geur.
En elke keer weer lach en huil ik met je mee.
Misschien kan je de soundtrack van the Ghostbusters als ringtone of alarm instellen? Kwestie van het doel voor ogen te houden.
Squeeze them demons, I ‘d say.
Hey Lien,
Dank je voor dit fijne bericht. Doet plezier… 🙂 And them demons krijgen een enkele reis naar weg van hier.
Take care!
J.
Zelfde leeftijd, single met zelfde leeftijd van kind. Ook net afgelopen jaar tegen een complete crash aangeschuurd – fysiek én mentaal. Trop is Frans voor teveel. Ik merk het in mijn vriendenkring ook. Iets met leeftijd wellicht…
Hier heet de rustpil deze zomer “happy caravaning” op een fantastische boerencamping op een uurtje rijden, heerlijke rust en spelende kinderen die de wereld lekker ouderwets en met zwarte voetjes kunnen ontdekken. Af en toe een weekendje.
Uitdrijven van demonen nog aan volle gang, en met wisselend succes.
Jij alvast goeie moed ermee!
Dag Joke,
Hier een zoon die graag buiten ravot, gelukkig. Een plezier om dat te aanschouwen, steeds weer opnieuw.
Die camping klinkt leuk. Benieuwd waar doe oase van chill gelegen is. 🙂
Groentjes,
Jeroen
Prachtig geschreven, Jeroen. Ik kijk steeds weer uit naar jouw columns. Hits close to home. Courage met het uitwijzen van de demonen.
Kijk, hiervoor doet een mens het toch ook: opdat anderen iets van (h)erkenning zouden voelen. En zo zijn we allemaal een beetje minder alleen.
Warme groet,
J.