Neurowetenschapster Angelique Van Ombergen (29) gaat voor de Europese ruimtevaartorganisatie ESA op zoek naar de ideale Marsreiziger, ze schrijft kinderboeken en wil vrouwen inspireren om te kiezen voor een carrière in de wetenschap. Het Amerikaanse magazine Forbes plaatste haar bij de dertig meest beloftevolle wetenschappers ter wereld. “We zien wel”, zegt ze daar zelf over. Tekst & foto’s: Kim Verhaeghe
De Amerikanen, Russen, Chinezen en Europeanen willen allemaal mensen naar Mars sturen. Het liefst voor 2040. De technologie zal tegen dan wel klaar zijn, maar zijn de passagiers dat wel? Astronauten zullen leven in gewichtloosheid, waardoor hun botten en spieren verzwakken. En dan is er nog de psychologische impact. Marsreizigers zijn lange tijd geïsoleerd in een kleine ruimte, zonder hulp van buitenaf. Kunnen mensen dat aan? Die vraag wil Angelique Van Ombergen als wetenschappelijk coördinator van het Human Research Program voor ESA beantwoorden.
Hoe ziet dat onderzoek eruit?
“We volgen het onderzoek bij astronauten die naar de ruimte gaan op. We kijken dan naar de impact op het lichaam en het brein, om zo in te schatten wat de gezondheidsrisico’s van een langdurige ruimtereis zijn. Maar het aantal mensen dat we zo kunnen onderzoeken, is niet groot. Daarom leren we ook uit gelijkaardige situaties op aarde, zoals geïsoleerde expedities op Antarctica, paraboolvluchten (vliegtuigen die een tiental seconden gecontroleerd ‘neerstorten’ om gewichtloosheid te veroorzaken, red.) en bedruststudies.”
Bedruststudies?
“Dat zijn experimenten waarbij mensen wekenlang onafgebroken op bed blijven liggen, in het volgende onderzoek is dat bijvoorbeeld zestig dagen. Het bed helt een beetje af, zo’n zes graden, waardoor er meer bloed naar het hoofd vloeit. Op die manier bootsen we gewichtloosheid na. Wie lang in bed ligt, krijgt net als astronauten ook te maken met afbraak van botten en spieren. Wij willen vervolgens manieren vinden om die fysieke aftakeling af te remmen. Dat doen we bijvoorbeeld door de proefpersonen in een centrifuge (een soort grote slazwierder, red.) te leggen.”
“Het zijn net de kleine dingen, zoals verveling, opgesloten zitten en zero privacy, die ruimtereizen zo hard maken.”
Wie wil dat doen, zestig dagen in bed liggen voor de wetenschap?
“Ik niet in elk geval. Het is zelfs niet zomaar zestig dagen in bed liggen. De proefpersonen ondergaan het ene onderzoek na het andere. Ze kennen eigenlijk geen rust. Hun dag is tot op de minuut gepland. Toch vinden we voldoende deelnemers. Ja, ze worden ervoor betaald, maar ik kan me niet inbeelden dat je het daarvoor doet. De deelnemers bevestigen mij ook dat ze het vooral doen om een bijdrage aan de ruimtevaart te leveren. Het is trouwens niet zo makkelijk om deelnemer te worden. Aan elk experiment gaat een heel strenge selectieprocedure vooraf.”
Ruimtevaartorganisaties bootsen ook ruimtereizen na, hier op aarde. Een team gaat dan naar Mars, maar blijft eigenlijk in een kleine afgesloten ruimte op aarde. Voor een gesimuleerde reis naar Mars liet jij je samen met vijf onbekenden twee weken lang in een kleine ruimte opsluiten. Waarom doe je zoiets?
“Tja, omdat ik daar goesting in had. Het was heel zwaar, maar ik vond het wel heel waardevol omdat ik kon ervaren wat ruimtevaart echt inhoudt. Mensen spreken vaak over technologie, gewichtloosheid of de gevaren in de ruimte, maar eigenlijk zijn het heel eenvoudige dingen die ruimtereizen zo hard maken: verveling, opgesloten zitten, geen privacy hebben… Die dingen wou ik zelf ervaren in plaats van er in boeken over te lezen.”
Hoe ziet je leven er tijdens een gesimuleerde reis naar Mars uit?
“Je leeft vijftien dagen zonder privacy samen met vijf onbekenden. Wat je doet, staat bijna per minuut in een schema uitgeschreven. Opstaan, medische checks, sporten, ontbijten, een experiment uitvoeren, de verticale moestuin onderhouden, eten, slapen… Het schema bepaalt wat je wanneer doet, ook als je daar op dat moment geen zin in hebt. Zo kom je in een bepaalde routine, maar het is ook doodsaai. De simulatie duurt trouwens ‘slechts’ vijftien dagen, een echte Marsmissie duurt meerdere maanden, enkele reis.”
Dat is gewoon Big Brother, toch?
“We werden continu gefilmd, maar er zat niemand naar ons te kijken. De videobeelden dienen meer voor als het fout loopt. Stel dat een crewlid een collega iets aandoet, dan kunnen ze op de beelden achterhalen wat er is gebeurd. Het experiment heeft wel een vergelijkbare insteek als Big Brother: stop zes mensen een paar weken samen in een kleine ruimte, en zie wat er gebeurt.
“Hoe zwaar weegt isolatie en eentonigheid op het humeur en hoe evolueert de groepsdynamiek?”
In plaats van reality sterren waren we proefpersonen in een experiment dat moet nagaan hoe mensen reageren op isolatie en eentonigheid. Hoe zwaar weegt het op hun humeur en hoe evolueert de groepsdynamiek? Die kennis is heel belangrijk voor toekomstige ruimtemissies. Astronauten zullen meer dan een jaar vastzitten op een klein ruimteschip, ver weg van thuis. Als er iets misloopt, zijn ze volledig op zichzelf aangewezen. Eigenlijk weten we niet of mensen dat kunnen zonder depressief te worden, en zo een gevaar te worden voor zichzelf, de anderen en de missie.”
Wat deed het met jouw humeur en dat van de groep?
“Er was één crewlid dat niet om kon gaan met het gebrek aan privacy en vrijheid. Ze was gewoon heel ongelukkig. Haar gedrag had een negatieve impact op de groep, er waren voortdurend conflicten. Ze dronk of at niet meer en ze had erge nachtmerries waarbij ze iedereen wakker schreeuwde.
Anderzijds, door haar aanwezigheid groeiden wij, de andere vijf, wel heel sterk naar elkaar toe. De gemeenschappelijke vijand maakte onze band sterker. Na tien dagen werd dat crewlid uit het experiment gehaald, en al vrij snel begonnen de andere vijf zich aan elkaar te storen. Dat was een vreemde ervaring. We hadden die gemeenschappelijke vijand blijkbaar nodig voor onze teamgeest. Een psycholoog gespecialiseerd in isolatie bevestigde me dat groepen vaak zo in elkaar zitten: ze hebben iemand nodig om zich tegen af te zetten.”
Een meisje dat gek is van wetenschap, was je als kind een uitzondering?
“Ja, maar toch maak je me niet wijs dat jongens van nature makkelijker geprikkeld worden door wetenschap en technologie dan meisjes. Ik ga niet ontkennen dat er verschillen tussen jongens en meisjes zijn, maar die zijn niet zo groot als we denken. Kinderen worden al heel vroeg in de rol van ‘jongen’ of ‘meisje’ geduwd. Ik zie dat in mijn omgeving: hun jongens krijgen autootjes, de meisjes krijgen poppen. Als je kinderen zelf zou laten kiezen, dan zouden evenveel meisjes als jongens met autootjes spelen.
“Ik ga niet ontkennen dat er verschillen tussen jongens en meisjes zijn, maar die zijn niet zo groot als we denken.”
Mijn vrouw en ik verwachten een zoontje. We nemen ons voor om hem vrij te laten in zijn ontwikkeling. Dat zal niet eenvoudig zijn. Afgelopen weekend gingen we de geboortelijst samenstellen. De verkoper zei dat er van een bepaalde speelmat een jongens- en meisjesuitvoering is, en dat hij “met zijn autootjes” op de jongensmat zou kunnen spelen.”
Je wordt dus binnenkort mama. Je weet wat ik nu ga vragen. Mag ik?
“Ja, hoor. Ik vind dat geen foute vraag, maar ze zouden die ook aan mannen moeten stellen. Ik zit wel in een bijzondere situatie, ik word moeder, maar het is mijn vrouw die zwanger is. Ik moet mij daarom nu nog geen zorgen maken over de combinatie met mijn werk. We kozen er trouwens heel bewust voor dat mijn vrouw eerst zwanger zou zijn.
Ik wil in de toekomst zelf ook zwanger worden, maar nu komt het even niet goed uit. Daardoor besef ik ook hoe gemakkelijk vaders het op dat vlak hebben. Dat is geen verwijt naar mannen toe, dat is gewoon een vaststelling. Vrouwen moeten er op een heel cruciaal moment in hun carrière zes maanden tussenuit als ze een kind willen. Zes maanden is veel. In een halfjaar kan je heel veel verwezenlijken. Ook erna blijft de combinatie niet vanzelfsprekend. Je kan geen nachtjes doorwerken met een huilende baby in huis.”
Is dat de hoofdreden waarom vrouwelijke topwetenschappers vandaag nog steeds in de minderheid zijn?
“Ik denk het wel. Het was ook de reden waarom ik gestopt ben als onderzoeker aan de Universiteit van Antwerpen. Als postdoctoraal onderzoeker leef je van jaarcontract naar jaarcontract. Toen mijn vrouw en ik wisten dat we een kindje zouden krijgen, verlangde ik naar meer zekerheid. Ik heb het geluk dat ik die nu heb gevonden bij ESA.”
Komen campagnes die meisjes willen verleiden om een wetenschappelijke richting te kiezen te laat? Ligt de echte verantwoordelijkheid bij kersverse ouders?
“Dat zou ik niet zeggen. Als kind heb je soms voldoende aan één persoon waar je naar opkijkt om een richting te kiezen. Dat hoeft geen ouder te zijn. Ik denk aan een leerkracht of iemand op televisie die kinderen inspireert. Daarom vind ik het belangrijk om me als vrouw in de wetenschap te laten zien.”
“Als kind heb je soms voldoende aan één persoon waar je naar opkijkt om een richting te kiezen.”
In oktober won je de PhD Cup, de prijs van de wetenschappelijke duidelijkheid. Terecht vond ik, want je bent enthousiast, duidelijk en grappig. Toch relativeerde je die overwinning heel hard. Je dacht dat je vooral had gewonnen omdat ruimtevaart een cool onderwerp is, en omdat je een vrouw bent. Ben je altijd zo hard voor jezelf?
“Dat is mijn persoonlijkheid. Toen ik vernam dat ik de job bij ESA zou krijgen, dacht ik ook eerst dat het was omdat ik een vrouw ben. Uiteraard besef ik dat ik mezelf dat wijs maak.”
Ondertussen ontving je een nog grotere onderscheiding. Het Amerikaanse zakenblad Forbes plaatste je bij de dertig meest belovende wetenschappers onder de dertig ter wereld. Die erkenning ga je toch niet relativeren?
“Ik besef het belang van die erkenning, en de media-aandacht bevestigt dat ook, maar ik kan heel moeilijk trots zijn op mezelf. Zo ben ik. Toen mijn eerste kinderboek uitkwam, was ik een week misselijk omdat ik dacht dat niemand het goed zou vinden. Ik denk trouwens dat wel meer vrouwen dan mannen dat hebben, dat eeuwige twijfelen aan jezelf. Anderzijds, dat twijfelen helpt me ook om kritisch te blijven voor mezelf, en daardoor kon ik ook groeien naar een job bij ESA.”
Is het je ambitie om de nominatie waar te maken en een wetenschappelijke carrière op wereldniveau uit te bouwen?
“Dat ze mij op die lijst plaatsen is een erkenning, maar het geeft ook druk. Ik wil niet dat Forbes over vijf jaar moet toegeven dat ze zich hebben vergist. Dus ik wil die ambitie waarmaken. Tegelijk besef ik dat ik vorig jaar te hard heb gewerkt. Ik was dag en nacht bezig met mijn werk. Gaan slapen, mails checken, opstaan, mails checken, en af en toe een nachtje doordoen. Eigenlijk echt erover. Bij nader inzien was dat heel onverstandig. Ik heb me voorgenomen om dit jaar minder te doen, maar ik besef dat het moeilijk wordt.”
Je schrijft ook kinderboeken over een zwaar onderwerp als het brein. Wil je zelf een inspiratiebron zijn voor kinderen?
“Ik vind het moeilijk om dat van mezelf te zeggen, want je kiest er niet voor om een rolmodel te zijn. Dat bepalen degene die zich laten inspireren. Ik kan alleen maar laten zien dat het kan, als vrouw gek zijn van wetenschap en technologie. Daarmee wil ik zowel jongens als meisjes inspireren. Er wordt vaak gefocust op meisjes als we het hebben over vrouwelijke rolmodellen in de wetenschappen, maar ik vind het even belangrijk dat ook jongens zien dat vrouwen perfect ingenieur kunnen zijn of écht goed kunnen zijn in wiskunde. Ook dat zal helpen om vooroordelen beetje bij beetje de wereld uit te helpen.
“Ik vind het even belangrijk dat ook jongens zien dat vrouwen perfect ingenieur kunnen zijn of écht goed kunnen zijn in wiskunde.”
Ik begeleid ook ruimtekampen. Op het laatste kamp waren acht van de 25 kinderen meisjes, dat vond ik al prachtig. Achteraf kwam een meisje zeggen dat ze net als ik ook wetenschapper wil worden. Ik weet natuurlijk niet of dat er ooit van zal komen, maar ze weet toch dat het kan. Het geeft me veel voldoening dat ik die impact kan hebben.”
Waar wil je staan over tien, twintig jaar, of nog verder, op het einde van je carrière?
“Op de laatste pagina van mijn doctoraat heb ik een citaat van David Bowie geplaatst: “I don’t know where I’m going from here, but I promise it won’t be boring.” Dat citaat past bij mij. Ik weet niet hoe mijn toekomst eruit zal zien, zolang het maar niet saai is. Als ik aan de universiteit was gebleven, had ik een vrij voorspelbaar parcours voor me liggen: prof worden en verder specialiseren in één specifiek onderwerp. Nu heb ik dat niet. Ik weet niet hoe mijn toekomst eruit zal zien. Ik hoop bij ESA. Ik vind de job fantastisch. Maar niets is voor eeuwig. Misschien heb ik over vijf of tien jaar andere dromen. Ik vraag me ook af of de komst van mijn kindje mij zal veranderen. Misschien verleg ik mijn ambities volledig van de ruimtevaart naar het moederschap, wie weet. We zien wel.”
Schrijf je reactie