Mindfood

Ik ben wat ik niet heb

Moet dat nou echt? Minimalisme

Ik ben wat ik niet heb

Van Marie Kondo tot Mei Plasticvrij. We willen minder, minder, minder. Waarom is minimalisme zo hip en er waar leidt het toe?

Ik schrijf dit artikel in een hotel in Schotland dat zijn beste tijd heeft gehad. Er staan alleen de hoogst nodige meubels: een bed, nachtkastje, bureau met stoel en kledingkast met drie hangers. De muren zijn kaal, op de vensterbank staan een waterkoker, een beker en een paar theezakjes in dezelfde smaak. Ik heb alleen een rugzak bij me met daarin een boek, twee sets kleren, een camera en een verrekijker.

Er valt weinig op te ruimen of af te wassen. Ik hoef niet na te denken over wat ik aantrek of meeneem als ik naar buiten ga. Omdat ik letterlijk weinig met me meedraag, ben ik vooral bezig met wat ik hier moet doen: interviewen en schrijven. Ik voel me licht en zorgeloos. Kon het leven maar altijd zo overzichtelijk en eenvoudig zijn, denk ik, en daarin ben ik niet alleen.

Een verhaal over spullen

Er zijn in onze samenleving twee dominante verhalen over spullen. Het eerste is dat we meer en nieuw moeten kopen. Dat spullen altijd beter en modieuzer worden, en dat onze oude spullen na een tijdje dus niet meer voldoen. Dat de juiste spullen ons mooier, gezonder, succesvoller en gelukkiger maken. Dat onze spullen iets zeggen over wie we zijn, en dat we spullen moeten kopen die onze status reflecteren, of anders de status waar we naar streven. Dat we recht hebben op bepaalde spullen. Kunnen we ze niet betalen, dan kopen we ze op krediet.

“Tussen 1950 en nu hebben we meer producten gekocht dan alle mensen uit de hele geschiedenis bij elkaar.”

Dit verhaal deed grofweg zijn intrede in het midden van de 18e eeuw tijdens de eerste consumentenrevolutie. Nieuwe industrieën bloeiden op en meer burgers konden zich producten veroorloven die eerst enkel binnen het bereik van de elite lagen. Doordat productieprocessen efficiënter en goedkoper werden en lonen stegen, kon massaconsumptie sindsdien uitgroeien tot een way of life. Tussen de jaren 1950 en nu, hebben we meer producten gekocht dan alle mensen uit de hele geschiedenis bij elkaar, daarbij aangemoedigd door de reclame- en kredietindustrieën.

Een ander verhaal over spullen

Vanaf het moment dat massaconsumptie het nieuwe normaal werd, kwam daar een tweede verhaal over spullen bij, dat de laatste jaren terrein wint. Dit verhaal vertelt ons dat spullen ook voor stress zorgen. Want hoewel we allemaal spullen nodig hebben, leiden die spullen vaak weer tot meer spullen. Koop je dat espressoapparaat, dan moet je daar ook de juiste cupjes en kopjes bij kopen. Koop je die ene broek, dan kom je er achter dat je geen bijpassende schoenen hebt. Veel producten zijn ontworpen om snel stuk te gaan of uit de mode raken. Je moet ook weer opbergers kopen waar al die spullen in passen, van kasten tot archiefdozen. Zo kun je eindigen met meer spullen dan je lief is.

“Hoe meer spullen je verzamelt, hoe minder zichtbaar je favoriete spullen worden.”

Hoewel bepaalde spullen ons leven gemakkelijker maken (bedankt wasmachine!), kost een teveel aan spullen juist tijd. Hoe meer spullen je verzamelt, hoe minder zichtbaar je favoriete spullen worden. Ze gaan op in het geheel. Je vergeet dat je bepaalde leuke dingen eigenlijk hebt. Er moet vaker opgeruimd worden, je bent vaker dingen kwijt. Sommige spullen worden snel stoffig (I’m looking at you, luidsprekers). Apparaten met software moeten geüpdatet worden, andere bezittingen vragen om reparatie. Te veel spullen kunnen leiden tot schuldgevoel en ballast.

Hoeveel is genoeg?

Natuurlijk zijn er nog steeds reclames, boeken en magazines die ons vertellen wat we nodig hebben en worden er aan de lopende band nieuwe producten op de markt gebracht, maar meer mensen raken overtuigd van het tweede verhaal over spullen: dat minder soms meer is.

Zij slaan aan het minderen, bijvoorbeeld door mee te doen aan tijdelijke challenges om minder te consumeren van een specifieke productgroep. Van ‘Dagen zonder vlees’ tot ‘Zomer zonder vliegen’ tot ‘Mei plasticvrij’. De challenges vertellen ons dat minder en bewuster consumeren ons meer controle geeft over waar we ons geld aan uitgeven en waar we energie aan willen besteden – voor zo lang de challenge duurt in elk geval, en liefst langer. Ondertussen doen we iets goeds voor de planeet.

“We kunnen ontsnappen aan de cyclus van belofte, aankoop en teleurstelling.”

Anderen halen er zelfhulp- en lifestyle boeken bij, zoals de bestsellers van opruimgoeroe Marie Kondo. Zij leert ons drastisch op te ruimen en alleen dat te behouden waar we echt waarde aan hechten. Het lichte, vrije gevoel dat ik in de Schotste hotelkamer had, kunnen we elke dag thuis ervaren, volgens Kondo.

Andere opruimcoaches focussen op deelaspecten van ons leven, zoals onze kledingkast, de laatste rustplaats van het overgrote deel van onze impulsaankopen. Door te leren wat we echt mooi vinden en ook daar slechts het noodzakelijke van te kopen, kunnen we ontsnappen aan de cyclus van belofte, aankoop en teleurstelling.

Everything overload

De filosofie achter minimalisme bestaat al veel langer, maar is de laatste jaren populairder dan ooit. We hebben dan ook een overload aan bijna alles: nog nooit konden we kiezen uit zoveel communicatiekanalen, spullen, entertainment en soorten eten. Dat leidt tot overprikkeling en keuzestress. Bovendien weten we steeds beter onder welke omstandigheden producten gemaakt worden en welk effect ze hebben op het milieu.

“Ze presenteren minimalisme alsof het een baanbrekende ontdekking is dat je ook kunt bestaan zonder bergen spullen.”

Als we al zoveel hebben, en van sommige dingen veel te veel, kunnen we dan niet uit met veel minder? Dat vragen de mannen uit de documentaire ‘Minimalism: A documentary about the important things’ op Netflix zich af. Zij hopen dat radicaal minderen hen echte vrijheid kan brengen.

De documentaire is een beetje knullig en aandoenlijk tegelijk: twee rijke, snelle jongens die een topjob hadden en alles kochten wat hun hartje begeerde, komen erachter dat veel geld en veel spullen niet gelukkig maken. Ze schrijven een boek over minimalisme en geven er lezingen over, waarbij ze mensen na afloop knuffels geven (telkens vergezeld door de uitspraak “I’m a hugger, man”). Ze presenteren minimalisme alsof het een baanbrekende ontdekking is dat je ook kunt bestaan zonder bergen spullen – iets wat veel mensen al lang noodgedwongen geleerd hebben.

Hoe weinig hebben status geeft

Tijdens het bekijken van de documentaire vraag ik me af of deze twee mannen wel het beste uithangbord voor het minimalisme zijn. Ze vertegenwoordigen de kritiek die minimalisme wel vaker krijgt, namelijk dat het vooral leuk en nuttig is als je veel geld hebt. Want als je een leeg huis met een paar dure designmeubels hebt, of een ‘capsule wardrobe’ met kleding die gemaakt is uit kwalitatieve materialen met een goede snit, dan getuigt minimalisme van goede smaak. Heb je een leeg huis met een paar kringloopstukken, dan is minimalisme al snel een stuk minder trendy.

“Minimalisme is alleen minimalisme als het een keuze is, anders ben je gewoon arm.”

Op die manier kan zelfs weinig hebben iets worden waar je geld voor nodig hebt. Minimalisme is alleen minimalisme als het een keuze is, anders ben je gewoon arm. Minimalisme beoefenen terwijl je genoeg geld hebt, betekent dat je kunt kiezen om je huis niet te vullen met veel goedkope prulletjes. Dat je kunt kiezen om te sparen voor dure, kwaliteitsvolle items die je zorgvuldig selecteert. Dat je ruimte in je leven hebt om na te denken over je koopgedrag en levensstijl. Minimalisme “goed doen” wordt zo ook weer een statussymbool. Iets dat je op Instagram kunt posten, waar we allemaal een beetje stilist moeten zijn. Kijk eens wat ik allemaal niet heb, hoe mooi mijn lege designkeuken is.

En dat is jammer, want minimaliseren zou aantrekkelijk moeten zijn voor iedereen die het gevoel heeft te veel te kopen en te bezitten. Volgens nieuw onderzoek van het Duitse verhuisbedrijf Movinga wordt globaal 22 procent van alle goederen die in een verhuizing worden meegenomen achteraf nooit meer gebruikt. Bij 800 Belgische gezinnen die hun aankoopgedrag registreerden, bleek 88 procent van de inhoud van hun kleerkast een jaar lang niet aangeroerd. Hoe klein of groot je budget ook is, we zijn allemaal gebaat bij minder ballast, meer grip op onze financiën, minder impulsaankopen, minder verspilling van kostbare grondstoffen zoals water, minder plastic dat in omloop raakt, minder CO2 in de lucht.

Minder kopen = minder werken?

De mensen in de Minimalisme documentaire zien hun levensstijl zelfs als oplossing problemen zoals burn out. Als we minder geld uitgeven aan spullen en heel klein gaan wonen, zouden we in theorie minder kunnen werken, zodat we meer tijd hebben voor onszelf en de mensen om ons heen, zeggen zij.

“Op de private huurmarkt betekent kleiner wonen niet per se minder betalen.”

Een aantal mensen in de documentaire wonen met een minimum aan spullen in een tiny house, oftewel een super klein huis, vaak zo groot als een container. Door weinig te bezitten, slaagden ze erin huur- en hypotheekvrij te leven, waardoor ze drastisch minder konden gaan werken. Het is de ultieme minimalistendroom.

Helaas blijft het meestal bij een droom. Legaal in een tiny house wonen kan voorlopig nog niet in België. En op de private huurmarkt betekent kleiner wonen niet per se minder betalen. Een schoendoosstudio in veel Europese steden kost zo veel dat minder werken er zelden in zit, hoe hard je verder ook minimaliseert.

Minimalisme is mijn persoonlijke favoriete welzijnstrend, omdat het ons meer autonomie en een gezondere planeet oplevert, en omdat zowat iedereen er vandaag aan kan beginnen. Maar ook de impact van minimalisme kent grenzen. De kans dat minimaliseren en hypotheekvrij in een tiny house gaan wonen een valide toekomstplan is voor als je geen pensioen opgebouwd hebt of overwerkt bent, zoals de Minimalisme documentaire lijkt te suggereren, lijkt me vooralsnog… miniem.

In de reeks ‘Moet dat nou echt?’ houdt redactrice Selma welzijnstrends tegen het licht: van selfcare tot hygge tot de perfecte ochtendroutine. Wat zeggen deze trends over ons en wat heb je eraan?

Schrijf je reactie

Selma Franssen is freelance journalist en auteur van 'Vriendschap in tijden van eenzaamheid' (uitgeverij Houtekiet, 2019). Haar werk verscheen onder meer bij Charlie Magazine, OneWorld, De Morgen, De Standaard, The New Statesman, VPRO en Vice. Ze volgde het postgraduaat Internationale Onderzoeksjournalistiek, ontving een beurs van het Fonds Pascal Decroos voor haar werk en presenteert journalistieke lezingenreeks 'Moeilijke Dingen Makkelijk Uitgelegd'.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen