Column

Verkleuter me!

Verkleuter me!

Ik zag het al meteen bij het binnenkomen van de fietsenstalling. Een overrompeling van paarse jasjes. Stadswacht. Het is me ook doorheen de jaren nooit duidelijk geworden waar die mensen eigenlijk voor staan, maar goed, afgezien van bakker of werkloze zijn er niet zoveel beroepen die wel echt duidelijk zijn. Daarbij, ze zien er alvast uit alsof ze van nut zijn. Dat is toch al een begin.

De paarse jasjes zijn opgedeeld in teams van twee. Ik heb een hekel aan teams van twee. De kans dat je in een rotteam terecht komt, is stukken groter. De ene maakt aantekeningen (die heeft het langste strootje getrokken), de andere moet zich bukken om een gestalde fiets van naderbij te kunnen bekijken. Ik hoop voor hen dat hun overste straks even komt aanwippen, want hier is al aardig wat werk verzet. Aan de reeds gekeurde fietsen hangt een stuurhanger. Dat houdt de boel wat overzichtelijk.

Een team van een kleine man en een grote vrouw nadert mijn fiets. Ik wacht nog even. Timing is alles in het leven. Intussen zie ik op mijn telefoon dat niemand me heeft gebeld. Niemand, terwijl we met veel te veel mensen op de wereld zijn. Niet eens een bericht, wat bijna zo goedkoop is als iemand groeten op straat.

Waarom is het zo verdomd leuk om je stommer voor te doen dan je bent? Voor een betere wereld zou het omgekeerde een goeie zaak zijn.

De fiets voor de mijne is een probleemgeval. Er wordt nogal gemompeld en gesnoven. Hoofden schudden heen en weer. De vrouw maakt driftige aantekeningen op het papier dat ze nu over het stuur schuift. Eindelijk, het is zover, mijn fiets is aan de beurt. De kleine man is niet klein genoeg en moet zich bukken om mijn achterlicht beter te kunnen bekijken. Dit lijkt me het geschikte moment. Ik zet mezelf in beweging.

Mijn allervriendelijkste groet schrikt ze op. Ik kan echt goed doen alsof ik in een tophumeur ben. Misschien kan ik daar op een dag geld voor vragen. Ik vraag of ik wat gewonnen heb. Waarom is het zo verdomd leuk om je stommer voor te doen dan je bent? Voor een betere wereld zou het omgekeerde een goeie zaak zijn.

De man heeft zich opgericht. Hij moet me ontgoochelen. Ik heb niks gewonnen. ‘Het is een actie.’ Mijn gezicht toont oprechte interesse. ‘Een actie?’ Ik besef dat het slecht van me is. Ik kan op zijn minst al een millimetertje van mijn cynisme blootleggen, maar ik vind dat ik dit mag, weet ik veel waarom, omdat ik als lagere schoolkind stapels gouden punten heb verzameld waar ik later niks mee kon kopen, of omdat ik al jaren consequent op gerecycleerd papier schrijf of omdat mijn kinderen in stoffen luiers hebben moeten rondlopen. Niet alles hoeft toch een goeie reden te hebben.

Ze hoeven niet te weten dat ik vier jaar heb moeten studeren om dit onder de knie te krijgen: ellenlange verhalen kort maken.

Het paarse duo glimt van trots. Had er een bakje aan hun voeten gestaan, ik kieperde mijn portemonnee erin leeg. Zoveel spontane arbeidsvreugde nu ze mogen uitleggen wat ze aan het doen zijn. De andere teams hebben het werk even gestaakt, ze kijken met gekruiste armen toe. Met welk strootje hebben Rita en George zich opgewerkt tot het team met de meeste expertise?

Ik vat hun verhaal samen. ‘Dus, jullie kruisen aan op welke punten deze fietsen slecht scoren.’ Aan hun hoofdgeknik te zien heb ik dat prima samengevat. Ze hoeven niet te weten dat ik vier jaar heb moeten studeren om dit onder de knie te krijgen: ellenlange verhalen kort maken.

Ze nemen mijn fiets als voorbeeld. Om te beginnen staat die niet helemaal reglementair geparkeerd. En mijn reflectoren, tja, die zijn niet meer voltallig. En kijk, het voorlicht hangt los. De man tilt het slaphangende lampje even op en laat het dan weer neervallen.

‘Zo kan die het niet doen, hé, meisje.’

Ik laat mijn armen neervallen en besluit rustig: Jullie zien toch zelf ook wel in wat voor een verkleuterende rotactie dit is.

Nu heb ik er genoeg van. Ik heb niet zomaar tweeëndertig jaar lang alle ellende van dit leven getorst om vervolgens in het openbaar gekleineerd te worden. Voor ik het weet ben ik in een monoloog beland, niet mijn favoriete teksttype nochtans. Of ze niks zinnigers om handen hebben, vraag ik niet zonder kwaadheid. En of ze niks kunnen doen aan dat spuuglelijke paars van hun jasjes. Dan word ik persoonlijk, vertel dat ik een keer strafwerk heb moeten schrijven omdat mijn onderbroek bij het touwtjespringen zichtbaar was geweest op de speelplaats. Vierhonderd meisjes waren getuige geweest van een onderbroek. Help! Ik laat mijn armen neervallen en besluit rustig: Jullie zien toch zelf ook wel in wat voor een verkleuterende rotactie dit is.

Verkleuterend? De vrouw kijkt me aan en proeft het woord. Het is overduidelijk dat ze het nooit eerder heeft gezegd. Sommige mensen kunnen perfect functioneren met maar de helft zoveel woorden. Misschien is ze nooit verkleuterd. Misschien niet eens toen ze nog een kleuter was. Is ze zo enorm groot geworden omdat niemand haar ooit over de bol heeft geaaid. Verkleuterend, ze zegt het nu weer. Traag. Alsof ze eindelijk inziet wat ze al haar hele leven heeft gemist. Verkleutering. Maak me klein, zie ik haar denken. Veeg het snot van mijn gezicht! Troost me als ik niet weet waarom ik ween! Dek me toe als ik me bloot heb getrappeld! Herstel mijn voorlicht! Schil mijn banaan! Strik mijn veters en gesp mijn fietshelm vast! Herhaal honderd keer dat je altijd terugkomt!

Ze staat daar maar in een zee van fietsen. Haar kapsel heeft hetzelfde troosteloze voorkomen van een restje eten op je bord. En ik heb spijt. Nu al. Mijn monoloog heeft geen woorden meer. Behalve spijt.

Als ik thuiskom krijgt mijn man de rest van mijn monoloog over zich heen. Waarom hij mijn voorlicht niet hersteld heeft. Jawel, ik heb wel gezegd dat het kapot was. En in één adem zeg ik dat hij meer van me moet houden. Dat dat toch groter en sterker en dieper moet kunnen. Hij is bestand tegen mijn monologen. Bij sommige kan hij blind souffleren. Hij gaat de tuin in, waar de vogels fluiten zonder woorden. Ik blijf achter en ik kijk snel op mijn telefoon. En ik weet dat het strontverwend is, maar toch vind ik het jammer dat er niemand gebeld heeft. Dat er niet eens iemand een aai over mijn bol heeft verzonden.

Schrijf je reactie

6 reacties
  • elke says:

    Gieren van het lachen. Maar ook verdomd goed geschreven. Dankjewel, ook voor dat menstruatiestuk.

  • Valérie says:

    Ze had je misschien wel verstaan als je een kinderloze, oude vent was geweest? Maar dat was dan misschien ook geen optie, een oude vent die over kleuters sprak? Bellen kan ik niet, ik heb je nummer niet, maar je bent de muze van je publiek! Meer van dag muze!

  • Valérie says:

    Misschien had ze je wel verstaan als je een kinderloze, oude vent was? Maar dat was dan misschien geen optie… een oude vent die wat over kleuters zei… Ik heb je nummer niet, dus bellen kan niet, maar je bent de muze van je publiek! Meer van dat Muze…

  • an says:

    Als bevestiging van ‘ook op scheve hakken kan je dansen’ kan dit tellen…

  • Lien says:

    Aai over je bol xxx
    Wederom heerlijk.
    Ik heb er van gesmuld en ga dat meteen weer overdoen.

  • dieter says:

    Zéér mooi. Ik weet even niet wat zeggen, behalve dat ik het zéér mooi geschreven vind.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen