Column

Mensen zijn geen chips.

Mensen zijn geen chips.

Ik zit op zo’n soort terras waar menig mens over dagdroomt bij mooi weer, vanachter een bureau. Zonnig en bevolkt door mooie, vrolijke hipsters en hupsters die even zonnig lijken als de zon die hen verwarmt.
Lijken. Want niets is wat het lijkt, toch?
Daar zit ik zowat op te sjieken, daar op dat terras: op zijn en lijken te zijn. Iets met authenticiteit en een schaduw van – Gezien het zowat stokt in mijn hoofd, hoop ik een nieuwe adem te vinden in een denkpauze onder de vorm van roken en plassen.

Eenmaal beneden, drukken allerhande gebods- en verbodsborden mij op het hart dat ik mijn handen moet wassen. Altijd blij te constateren dat mensen begaan zijn met mijn persoonlijke hygiëne. En dat de toiletten onder permanente camerabewaking staan. Dat de toiletten onder permanente camerabewaking staan. Echt. Hoe ridicuul en betuttelend is dat niet, om mensen te filmen op weg naar het toilet. Eens daar gezeten denk ik: mochten jullie soms een uitstrijkje van mijn binnenbaarmoederlijke kant willen, het is de moment! Serieus. Nu we hier toch zijn.

Ik hou van mensen op hun loslippigst, dan praten ze niet langer tussen haakjes maar net met veel leestekens en nog meer verhaal.

De permanente camerabewaking katapulteert me terug naar mijn gezelschap van de met drank overgoten zaterdagavond. Ze was loslippiger dan ooit, mijn drinkezuster van de nacht. Met dank aan de Strawberry Daiquiries. Ik hou van mensen op hun loslippigst, dan laten ze heerlijk veel achterste-van-de-tong-dingen zien. Praten ze niet langer tussen haakjes maar net met veel leestekens en nog meer verhaal.

Hortend en stotend kwam het eruit. Dat ze zich soms zo… hmm, schizofreen voelt. Dat en allerhande existentiële vragen over niet weten. Wie. Wat. Wil. Ik. Hoe en zijn? En stukjes. Het gevoel van uit stukjes te bestaan. De bouwstenen van haar Zelf vormden blijkbaar geen consistent geheel waar zij gelukkig mee kon zijn.

Ze lardeert haar verhaal met een opmerkelijke anekdote over ‘het derde oog’. Soms, wanneer ze thuis in haar potten staat te roeren heeft ze het gevoel bekeken te worden. ‘Mocht er nu iemand door het raam kijken. Mijn raam. Zou die dan vinden dat ik goed bezig ben?’ Ze is dus haar eigen permanente camerabewaking en derde oog. Waarom?
Daar denk ik aan, op weg van het toilet naar mijn tafeltje en stoel.

Naast mij zijgt ondertussen een stel ouders neer met hun respectievelijke dochter, zoon en schoondochter. Ze zien eruit alsof ze van zichzelf vinden dat ze goed bezig zijn. Je kent het wel: even keurig als intelligent als welstellend en beloftevol. Goed bezig, dus. Dat heb je wel vaker met dat soort mensen, dat ze er vol van goede beloftes en bezig uitzien. En altijd op hun paasbest. Ik denk er soms een strikje bij, bij dat soort hoofden. Een paasei-hoofd, dat maakt veel goed.

Dat doet een mens al te gauw: door de grond zakken van schaamte wanneer hij constateert dat hij ingegaan is tegen iets van moeten.

De Familie Paasbest heeft iets te vieren en doet dat met volgende bestelling: twee Omars, een Ricard, een witte wijn en een verse muntthee. Voor de schoondochter. Ik zie een wenkbrauw van het opperpaashoofd de hoogte ingaan. Gelukkig lijkt het schoonkind niet van het type dat snel door de grond zakt van onnodige schaamte. Ze geeft geen krimp noch glimp van verontschuldiging. Mooi zo.
Want dat doet een mens al te gauw: door de grond zakken van schaamte wanneer hij constateert dat hij – blijkbaar – ingegaan is tegen iets van moeten. Die grond van schaamte is al zeker niet veraf wanneer je oog in oog staat met mensen die een soort van gedistingeerde vriendelijkheid en Paasbestheid in zich dragen. Want het opperpaaseihoofd mag dan wel gedistingeerd vriendelijk zijn, de gelifte wenkbrauw spreekt klare taal: ‘Deze familie drinkt alcohol bij feestelijke aangelegenheden.’
Waarom?

Ik herinner mij mezelf als klein meisje en een erg luide niesbui. ‘Barbara! Zo luid niezen! Dat kan echt niet. Zeker voor een meisje.’ Ik moest dus kleiner, meisjesachtiger en juister (!) leren niezen. Tot op de dag van vandaag nies ik nog steeds als een jongen. Misschien uit een soort kinderlijk protest tegen al dat moeten.

Want waarom moet er zoveel? Waarom denken we zoveel te moeten? Tot in de toiletten. Tot bij roeren in potten. Tot bij niezen, en schoonvaders. En veel verder, en veel dichter. Tot bij onszelf.

Horror. Een wereld geregeerd en bevolkt door gecopy-paste, uniforme mensjes. Zoals de Pringel-chips.

Tot wat hoort al dat moeten te leiden? Tot een paasbeste versie van onszelf? Eng, vind ik dat. Zie ons al gaan, in straten op pleinen, met allen een soort van zelfde keurige kleren, keurige zinnen, nette jobs, gedistingeerde beleefdheid, altijd en immer vriendelijk glimlachend én met propere handen. Uiteraard.

Horror. Een wereld geregeerd en bevolkt door gecopy-paste, uniforme mensjes. Zoals de Pringel-chips: de netjes op elkaar gestapelde, uniforme chips uit het cilindervormig doosje. Die chips zijn raar. Zien er erg onnatuurlijk uit. En helemaal niet sympathiek. Neen, echt. Mocht je al in bewoordingen van sympathiek of onsympathiek kunnen spreken over chips. Wel, dan is wat mij betreft de Pringel-chips de meest onsympathieke, karakterloze chips die er bestaat. Waarschijnlijk moeten die chips aan allerlei strenge normen voldoen, om er zo heerlijk mooi hetzelfde uit te zien. En gooien ze al de rest weg. Belachelijk.
Waarschijnlijk moeten mensen die niet streven naar een paasbeste versie van zichzelf, maar gewoon naar de kern van zichzelf – en zo paasbest ziet die kern er echt niet altijd uit – zich daar constant voor verantwoorden en vechten. Belachelijk.

Van chips lig ik niet echt wakker. Maar dat van die mensen, dat steekt. Mensen zijn geen chips.

Al dat moeten, dat controleren, dat eisen, brengt ons alleen maar verder weg van wie we zijn. Hoe kan het ook anders?
Dienen we echt allen hetzelfde te zijn, te worden, te ambiëren? De dwang van het keurslijf van de paasbestheid probeert zichzelf als norm te profileren. Het is echter een stille moordenaar die authenticiteit langzaam maar zeker in de kiem smoort. Wordt daarmee ook niet onze grootste kans op geluk ontnomen? Is een mens niet op z’n best en op z’n gelukkigst wanneer hij zichzelf is?

Daarom. Laat ons veel te luid niezen, lief zijn voor onszelf tijdens het roeren in potten en op andere momenten. Laat ons horten en stoten. En vallen en opstaan. En het foute drankje bestellen op het foute moment op de foute plek. Laat ons een beetje fout zijn, tout court. Laat ons, wanneer iemand ons ooit nog eens iets wil laten zeggen of doen wat we eigenlijk echt niet willen, geheel (onaan)gepast antwoorden: mensen zijn geen chips. En laat ons dan die mens even geheel (onaan)gepast de rug toekeren en onze eigen weg gaan.

Schrijf je reactie

4 reacties
  • Dirk says:

    gewoon prachtig, wat ik niet onder woorden kan brengen staat hier klaar en duidelijk

  • Koen says:

    Ga verder met ‘ons’ ontmaskeren, Barbara. Daar kunnen we, hopelijk na een gezamenlijke depressie, pas écht blij van worden. Graag gelezen.

  • tina says:

    Pringles zullen nooit meer hetzelfde zijn. Het is zoals de perfecte straat, met perfecte afmetingen en perfecte huizen. Niemand wil er wonen. Ik heb het van horen zeggen. Mooie column.

  • Nathalie Cardon says:

    Peper, zout, en een licht verbrand randje: ik lust Barbara wel.

Colofon

Adres Redactie

Toko Space t.a.v. Charlie Magazine
Statiestraat 139
2600 Antwerpen