Marja Pruis is in Nederland een autoriteit maar in Vlaanderen bij het niet-literaire publiek nog relatief onbekend. In haar nieuwste essaybundel ‘Genoeg nu over mij – Confessies van een ervaren schamer’ gaat ze geen feministisch taboe uit de weg. Nergens echter zoekt ze expliciet de polemiek op. Als ze links slaat, dan krijgt de rechterwang ook een tik. Fileert ze het manvolk? Dan gaat daarna de eigen sekse op de rooster. Een twijfelaar is Pruis, een totale hostess die beleefd blijft en zelfs in haar schrijven een beetje conflictvermijdend is. Maar ze legt vele actuele vragen bloot, en we gebruiken ze als leidraad voor dit gesprek.
Marja Pruis (57), auteur, columnist en journalist bij De Groene Amsterdammer. Moeder van een dochter (26) en een zoon (24)
We ontmoeten elkaar in het statige café Americain in Amsterdam, en schragen ons eensgezind achter een latte met een chocolaatje. 57 is Marja Pruis, maar haar ogen sprankelen als die van een meisje van zestien. Op vuurrode sneakers, jawel, maar ze geeft toe dat ze even graag hakken draagt. Zelfs thuis, als ze nergens heen moet. “Het geeft me kracht, een bepaalde energie. Dan ben ik the one in charge. Me mooi maken heb ik altijd fijn gevonden. Het is één van de leukere dingen van het leven. Ik begrijp vrouwen niet zo goed die dat overbodig vinden. Waarom zou je nu expliciet weigeren je haar te kleuren of een mooie jurk te dragen? Waarom gewoon niet een beetje voor jezelf zorgen? Ik heb het altijd fijn gevonden mijn vrouwelijkheid te benadrukken. Daarin ben ik altijd een meisje-meisje geweest. Ik ben hierin ook altijd bevestigd geweest door mijn vader en mijn broers. Dat heeft me veel zelfvertrouwen gegeven.”
De vrouwelijke Houellebecq
Het is het nieuwe feminisme, dat in Pruis’ bundel aan bod komt. Het powerfeminisme van Beyoncé bijvoorbeeld, dat de vrouwelijkheid viert. Dat versus het ‘gelijkheidsfeminisme’ dat Simone de Beauvoir voorstond – hoe mannelijker, hoe beter. Maar hoe valt die vrouwelijkheid te rijmen met het schrijven? Is een vrouwelijke auteur niet zo’n beetje als een vrouwelijke stand-up comedian? Een anomalie in het vrouw-zijn?
“Ken jij een vrouw die zich kan permitteren om volstrekt onaangepast te zijn en toch nog succesvol is?”
“Klopt, en dat beschrijf ik in mijn essay ‘Waarom vrouwen niet grappig zijn’. In wezen moeten vrouwen niet geestig of gevat zijn om de andere sekse te behagen. Ze moeten vooral aantrekkelijk zijn. Vrouwelijke auteurs en comédiennes doen zowat hetzelfde: ze tonen hun lelijke gezicht en zeggen onwelgevallige dingen. Ze zijn niet mooi, aardig en bevallig zoals het cliché van vrouwen wil. Daarom zijn ze ook zo zeldzaam denk ik, omdat vrouwen meestal die censuur op zichzelf toepassen.
Eigenlijk ben ik nog steeds aan het wachten op de vrouwelijke Houellebecq. Iemand die zich nergens iets van aantrekt en eigenlijk bijna niet meer existeert. Grote mannelijke schrijvers permitteren het zich om ietwat autistisch door het leven te gaan, ze mogen volstrekt gek en onaangepast zijn. Ken jij een vrouw die zich dezelfde privileges toe-eigent en toch nog succesvol is?”
Een grote kwetsbaarheid
Misschien wordt het wel eens tijd dat we het over kinderen hebben, en over de liefde. In haar boek ‘De vertrouweling’ (2005) laat Pruis een van de hoofdpersonages zeggen: ‘En wat er nu eigenlijk echt belangrijk is in het leven. Vriendschap. Liefde. Kinderen. De rest is stof. Lucht.’ Gaat ze hiermee akkoord? “Zeker. Ik was me ervan bewust dat zodra ik kinderen had, zij voor mij het allerbelangrijkste in het leven zouden worden. Mede daarom heb ik zo lang gedraald om er te hebben. Mijn man heeft me eigenlijk over de streep getrokken. Hij is enig kind en droomde van een groot gezin. Dus eerst kwam mijn dochter er, en daarna overhaalde hij me nogmaals voor een tweede kind. Het klinkt nu allemaal een beetje werktuiglijk, maar het was romantischer dan dat: onze kinderen zijn het product van onze liefde en ik ben nu dolblij dat ze er zijn.
“De totale liefde die ik voor mijn kinderen voel, leidt tot een grote kwetsbaarheid. Het maakt me wiebelig.”
“Moeder zijn heeft me nederiger gemaakt denk ik. Het besef dat je niet alles onder controle hebt, en ook niet moet hebben. Gaat er iets mis met hen, dan voel ik me ontredderd. Zij bepalen mijn leven en mijn geluk. Die totale liefde die ik voor hen voel, leidt tot een grote kwetsbaarheid. Het maakt me wiebelig.
Ik was al niet erg dapper aangelegd, maar door mijn moederschap ben ik nog gevoeliger en angstiger geworden. Tegelijk is mijn leven hierdoor zoveel rijker geworden. Het heeft denk ik ook mijn schrijven op een goede manier beïnvloed. Op het gevaar af hier aanmatigend uit de hoek te komen: ik denk wel degelijk dat mensen zonder kinderen iets missen. Je verbindt je aan iets waarover je geen controle hebt, dat je maar te nemen hebt. Maar ongetwijfeld mis ik ook dingen die kinderloze mensen wel hebben. Dat is moeilijk in te schatten.”
Als een leeuwin
“Ergens benam het me wel de adem, dat moeder worden. Ik besefte heel goed: mijn opdracht is om het leven voor hen de moeite waard te maken. Op dat vlak hanteerde ik een sterke moraal: zonder meer kwamen mijn kinderen op de eerste plaats.” Die angst voor de versmachtende kracht van het moederschap komt in ‘Genoeg nu over mij’ meermaals aan bod. Pruis beschrijft hoe bang ze is tijdens haar zwangerschap. Over dat lichaam dat ‘haar onomkeerbare gang aan het gaan was’. En ook: ‘hoe moet dat aflopen, met die buik, wat zit erin, en die borsten, ze waren toch van mij’.
“Ik vond die oerstaat een overweldigende ervaring en niet zo heel fijn om mee te maken.”
Pruis: “Ik had het er moeilijk mee, ja. Zwanger zijn, bevallen, dat is de geest die het aflegt tegen het lichaam. Ik vond dat een overweldigende ervaring, die oerstaat, en niet zo heel fijn om mee te maken. Bemerken dat het lichaam een autonoom mechanisme is, en dat je daar niet zo gek veel aan te zeggen hebt, dat vind ik griezelig. Net zoals bijvoorbeeld bij ziekte. Dan doet het lichaam ook zijn eigenste zin, tegen je wil in.
Opvallend ook hoe je tijdens zo’n bevalling iets heel dierlijks voelt opkomen. Plots was ik een leeuwin die haar welpjes wou beschermen. Die leeuwin zit nog steeds in me. Het is een animale drift die me niet meer heeft losgelaten. Voor mijn man zijn mijn kinderen altijd een soort autonome wezens geweest, maar aan mij hangen ze vast. Willens nillens. Ze zijn ondertussen 26 en 24, maar toch voel ik die fysieke band nog heel sterk. Als ze een praktische vraag hebben, gaan ze naar mijn man toe, hebben ze pijn, dan komen ze tegen mij aan liggen. Alsof we nog steeds geconnecteerd zijn.”
De beul
Die man, dat is in Pruis’ schrijfsels een grote schim. Alles over de kat en de kinderen, maar niets over haar grote liefde. De man waar ze al haar hele leven mee samen is. “Ik weet niet of hij dat erg vindt, dat ik niet over hem schrijf. We hebben het er nooit over gehad.” In het essay ‘Wie de liefde heeft’, zegt Pruis het zo: ‘Vrouwelijke schrijvers trouwen met hun beul, mannelijke schrijvers met hun bewonderaarster, legde een Amerikaanse schrijfster me uit. Inmiddels denk ik: wie zegt er dat de beul niet het meest van je houdt.’
En is het zo, is ze samen met haar beul? “Verre van, denk ik. Er is een tijd geweest dat mijn man mijn manuscript las voor het naar de uitgever ging, en het van scherpe commentaren voorzag, maar daar zijn we mee opgehouden. Nu doe ik het op eigen kracht. Misschien wel omdat ik na al die tijd zijn stem heb geïncorporeerd.
Voorts vind ik hem na meer dan dertig jaar nog steeds de slimste en de grappigste man die er bestaat. Erg lief is hij ook, en zorgzaam – mijn rots in de branding. Mede dankzij hem heb ik nooit grote toegevingen moeten doen op professioneel gebied. Hij is heel zorgend, kan goed met kinderen om en kookt graag. Ik mag zeggen dat hij de helft of meer van het huishouden voor zijn rekening nam en neemt. Het gaf mij een grote vrijheid om te doen wat ik het liefste doe: schrijven. Ik denk zelfs dat niemand op de redactie van de Groene Amsterdammer destijds doorhad dat ik moeder was en kleine kinderen had. Ik kan heel goed zwijgen (lacht).”
A room of one’s own
‘Een achterkamer voor jezelf. Over het verlangen alleen te zijn’, het is een hoofdstuk en een hot issue in de essaybundel. Als kind al was Pruis voortdurend bezig schuilplaatsen te creëren, nu doet ze dat nog steeds. “Ik werk in Amsterdam, en we wonen in Utrecht. Ik fiets rond in de hoofdstad en leid er mijn eigen leven. Misschien mag ik wel zeggen ‘dubbelleven’, want mijn gezin staat er volledig buiten. Die drang naar alleen zijn, naar vrijheid, is altijd zeer aanwezig geweest. Dat was voor mij het lastigste aan moeder worden. Beseffen: nu ben ik nooit meer alleen.”
“Van de confidence gap, het feit dat vrouwen zichzelf altijd onderschatten, en mannen zichzelf veelal overschatten, heb ik weinig last gehad.”
Ondanks de hindernissen die ze ervoer, is Pruis altijd heel erg bewust bezig geweest niet in de moederval te trappen. “Ik ben schuchter en een twijfelaar, maar heb ook een enorme geldingsdrang. Ik zou zeker niet zo’n vrouw worden die plots alleen maar moeder was. Dus wiegde ik mijn dochter heen en weer in haar wippertje met mijn voet, terwijl ik duchtig teksten tikte. Mijn eerste boekje, over de vrouw van Martinus Nijhoff, heb ik geschreven toen ik hoogzwanger was. Het was een soort van tegenreactie, tegen de keer in.
Het is ook de geest waarin ik ben opgevoed. Mijn moeder was voltijds voor ons aanwezig, maar zei altijd: naar mij moet je niet kijken, het is een andere tijd nu, denk aan jezelf. Hoe graag ze ons ook zag – we waren met vier thuis – wij waren niet haar vervulling, dat was mijn vader, haar man. Ze was heel blijmoedig, dus daar genoten wij van mee. Tegelijk zei ze me: hoe ga jij dat doen, al jouw ambities verzoenen met je moederschap? Ze liet me voelen dat het niet gemakkelijk zou worden.
Diep in mijn hart heb ik echter altijd geloofd dat ik het kon. Van de confidence gap, het feit dat vrouwen zichzelf altijd onderschatten, en mannen zichzelf veelal overschatten, heb ik weinig last gehad. Ik was een ijverig, leergierig meisje, en geloofde dat ik er zou komen door gewoon keihard mijn best te doen. Ik wou ‘iemand’ zijn, mijn stem verheffen, mijn plek veroveren in de wereld. Niet als vrouw, maar gewoon als mens.”
Trumperie
Zelf wist Pruis de nadelen van haar sekse voor het creëren te omzeilen, maar ze ontkent niet dat vrouwen het nog steeds moeilijker hebben. “Kunstenaarschap, dat is volgens mij een kwestie van totale toewijding. En mannen kunnen zich nog altijd meer dan vrouwen permitteren om een totaal asociaal leven te leiden. Ze zullen altijd wel een vrouw vinden die rond hen wil cirkelen en een kop koffie wil zetten terwijl zij zich monomaan aan de muze wijden.
Echter, ik denk dat mannen en vrouwen beiden hindernissen hebben te overwinnen, maar tot even belangrijk, mooi en revolutionair werk kunnen komen. Vrouwen ervaren misschien meer praktische obstakels, maar ik kan er niet tegen als vrouwen hun cyclus of hun moederschap inzetten als excuus. Er zijn altijd excuses te bedenken om niet te scheppen. Trap als vrouw niet in die valkuil.”
Toch is Pruis nogal cru in haar boek over de man-vrouw-kwestie. Ze gaat er niet aan voorbij dat er wel degelijk biologische verschillen zijn. “We zijn gewoon verschillende wezens en dat is niet erg. Maar dat wil niet zeggen dat we er bepaalde consequenties aan moeten vastknopen, zoals bijvoorbeeld een ander loon of een invloed op wie welke taken zou moeten uitvoeren.”
Wat meer vrouwelijkheid en zachtheid, wat meer balans vooral, dat hebben we nodig.
Een humanere wereld, daar gelooft Pruis wel in, wanneer vrouwen het heft in handen zouden nemen. In het essay met de brutale titel ‘Grote goedheid. Waarom vrouwen betere mensen zijn’ stelt ze: ‘Mannen zijn moedig, avontuurlijk en geestig, dankzij hun testosteron. Oestrogeen maakt vrouwen zorgzaam en bezitterig, schijterig en humorloos.’
Ook hier en nu in Amsterdam, aan ons tafeltje waar we ondertussen gemeenzaam zijn overgegaan op thee met – alweer – een chocolaatje, maakt ze zich zorgen over de huidige onbalans in de wereld, het overwicht van testosteron: “Wat er nu aan de hand is, met bijvoorbeeld Trump en al zijn handlangers, of Wilders, dat is toch een ware nachtmerrie? De politiek blijft voornamelijk een mannenzaak. Ik denk dat we allemaal deugd zouden hebben van wat meer vrouwen aan de macht. Testosteron overheerst, terwijl dat feitelijk van geen nut meer is. Ik kan geloven dat die mannelijke hormonen vroeger hun functie hadden, bijvoorbeeld toen het land op het water bevochten moest worden of zo, maar in deze hedendaagse wereld toch niet meer? Wat meer vrouwelijkheid en zachtheid, wat meer balans vooral, dat hebben we nodig.”
Huis- tuin en keukenliteratuur
Pruis’ boek eindigt met een heerlijk zelfrelativerend slotstuk. Dat ze alles wat ze over mannen en vrouwen heeft geschreven wil herroepen. Het is kritiek op haar eigen vernauwde blik, haar interpretatie van een fotoreeks, die te veel vanuit sekse werd aangestuurd. Maar bestaat er dan helemaal geen mannelijke of vrouwelijke signatuur? Kun je merken of iets door een man of een vrouw is gemaakt? “Men zegt wel eens dat mijn schrijven vrouwelijk is. Allicht omdat het vaak over het huiselijke gaat, over het uiterlijk. Ook omwille van de persoonlijke en gevoelige toon. Dat wordt dan aanzien als vrouwelijk. Daarom was ik zo blij toen ik vorig jaar de Heldringprijs kreeg (de prijs voor de beste columnist van Nederland, AV), een mooie erkenning van mijn schrijverschap. Het voelt voor mij immers als een erg mannelijke prijs.
Misschien klampen we ons wat literatuur betreft te hard vast aan een mannelijke mythe. Dat alles een zekere ernst moet hebben voor het van waarde is, zakelijk moet zijn, van een bepaalde maatschappelijke relevantie. Volgens mij kan alles, dus ook het kleine schrijven over emoties en persoonlijke ervaringen wat ik doe. Dat is eigenlijk mijn stiekeme doel: met al mijn menselijkheid en vrouwelijkheid een meesterwerk maken.”
Schrijf je reactie